Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. voortbrenging:


Dutch

Detailed Translations for voortbrenging from Dutch to Spanish

voortbrenging:

voortbrenging [znw.] noun

  1. voortbrenging (verwekking)
    la concepción; la producción; la procreación
  2. voortbrenging (teelt; reproductie; voortplanting; )
    la cría; la producción; el cultivo
  3. voortbrenging (veefokkerij; teelt; fokkerij; )
    la ganadería

Translation Matrix for voortbrenging:

NounRelated TranslationsOther Translations
concepción verwekking; voortbrenging denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze
cría aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting broed; dreumes; gebroed; gespuis; hummel; jong gedierte; kinderen; klein kind; kleintje; kroost; nageslacht; nakomelingen; peuter; telgen; uk; worm; wurm
cultivo aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; voortbrenging; voortplanting aankweken; aanplant; aanplanten; aanplanting; beplanting; bouwsel; bouwwerk; culture; cultuur; doen voorttelen; fokken; gebouw; gebroed; gespuis; gewas; kweek; kweken; pand; plant; plantage; planten; poten; teelgewas; telen; verbouwen
ganadería aanfok; fok; fokkerij; teelt; telen; veefokkerij; verbouw; voortbrenging; voortplanting boerenbedrijf; boerenonderneming; landbouwonderneming; veebedrijf; veefokkerij; veehouderij; veeteelt
procreación verwekking; voortbrenging
producción aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; fok; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; verbouw; verwekking; voortbrenging; voortplanting aanmaak; fabricage; fabricatie; maak; makelij; maken; merk; productie; vervaardiging