Dutch

Detailed Translations for waarde from Dutch to Spanish

waarde:

waarde [de ~ (v)] noun

  1. de waarde (betekenis; belang; zin)
    el valor; el precio; el significado; la importancia
  2. de waarde (nut)
    el beneficio; la conveniencia; el rendimiento; el interés; el provecho; la utilidad
  3. de waarde (merite; verdienste)
    el mérito
  4. de waarde
    el valor

Translation Matrix for waarde:

NounRelated TranslationsOther Translations
beneficio nut; waarde aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; benefiet; boodschap; gewin; hoogte van produktie; koop; oogst; opbrengst; product; productiviteit; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winst
conveniencia nut; waarde baat; begeerlijkheid; beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; geschiktheid; gevoeglijkheid; gewin; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; openhartigheid; openheid; opgeruimdheid; oprechtheid; ordelijkheid; profijt; properheid; raadzaamheid; rondborstigheid; rondheid; smetteloosheid; verleidelijkheid; voegzaamheid; welgemanierdheid; wenselijkheid; winst
importancia belang; betekenis; waarde; zin belang; belangrijkheid; deftigheid; eerbiedwaardigheid; gedragenheid; gewichtigheid; plechtigheid; plechtstatigheid; statigheid; voornaamheid; vormelijkheid
interés nut; waarde aandacht; aandrift; aangaan; animo; belang; belangstelling; betreffen; daadkracht; energie; esprit; fascinatie; fut; geboeidheid; gewichtigheid; interesse; kracht; momentum; nut; nuttigheid; puf; rente; werklust; zin
mérito merite; verdienste; waarde baat; gewin; profijt; verdienstelijkheid; winst
precio belang; betekenis; waarde; zin prijs; prijskaartje
provecho nut; waarde baat; gewin; heil; hoogte van produktie; nut; nuttigheid; productiviteit; profijt; voorspoed; welzijn; winst
rendimiento nut; waarde aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; arbeidsprestatie; baat; boodschap; doorvoer; gewin; hoogte van produktie; koop; nut; nuttig effect; nuttigheid; oogst; opbrengst; prestatie; product; productiviteit; profijt; rendement; uitkomst; utiliteit; voortbrengsel; werkprestatie; winst
significado belang; betekenis; waarde; zin bedoeling; beduidenis; beduiding; betekenis; inhoud
utilidad nut; waarde baat; bruikbaarheid; gewin; hoogte van produktie; hulpprogramma; nut; nuttigheid; productiviteit; profijt; relevantie; utiliteit; winst
valor belang; betekenis; waarde; zin belang; dapperheid; gewichtigheid; instelling; koenheid; kostbaarheid; manhaftigheid; moed; onversaagdheid; prijzigheid; verdienstelijkheid; waardepapier

Related Words for "waarde":

  • waardes

Related Definitions for "waarde":

  1. wat het aan geld op kan brengen1
    • de waarde van dat huis wordt geschat op drie ton1
  2. wat iets of iemand voor je betekent1
    • zij is van onschatbare waarde voor de zaak1

Wiktionary Translations for waarde:

waarde
noun
  1. iets waar een persoon of een groep van personen belang aan hecht, dit leidt vaak tot het stellen van al dan niet geschreven normen; voorbeelden van waarden zijn: gezondheid, vrijheid, zekerheid, geluk

Cross Translation:
FromToVia
waarde booleano Boolean — logic: a variable
waarde mío; mía; estimado; estimada dear — a formal way to start (often after my) addressing somebody one likes or regards kindly
waarde valor worth — value
waarde valor Wert — meist in Geld ausgedrücktes materielles Äquivalent einer Sache, einer Dienstleistung oder einer Information
waarde valor valeurqualité ou justesse d’une chose, d’une idée, d’un ouvrage.

waren:

waren [de ~] noun, plural

  1. de waren (koopwaar; handelswaar; goederen; waar)
    la mercancías; la mercadería

waren verb (waar, waart, waarde, waarden, gewaard)

  1. waren (ronddwalen; dolen)

Conjugations for waren:

o.t.t.
  1. waar
  2. waart
  3. waart
  4. waren
  5. waren
  6. waren
o.v.t.
  1. waarde
  2. waarde
  3. waarde
  4. waarden
  5. waarden
  6. waarden
v.t.t.
  1. heb gewaard
  2. hebt gewaard
  3. heeft gewaard
  4. hebben gewaard
  5. hebben gewaard
  6. hebben gewaard
v.v.t.
  1. had gewaard
  2. had gewaard
  3. had gewaard
  4. hadden gewaard
  5. hadden gewaard
  6. hadden gewaard
o.t.t.t.
  1. zal waren
  2. zult waren
  3. zal waren
  4. zullen waren
  5. zullen waren
  6. zullen waren
o.v.t.t.
  1. zou waren
  2. zou waren
  3. zou waren
  4. zouden waren
  5. zouden waren
  6. zouden waren
diversen
  1. waar!
  2. waart!
  3. gewaard
  4. waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for waren:

NounRelated TranslationsOther Translations
mercadería goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren handel; handelsverkeer; koophandel; negotie
mercancías goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren artikelen; bedrijf; bezitting; boedel; commercie; dingen; goederen; goederenhandel; goedje; greep; handel; handelsgoederen; handelswaar; handgreep; handvat; hendel; huisraad; inboedel; kleine onderneming; koopmansgoederen; koopwaar; ladingen; markt; nering; spullen; voorwerpen; vrachten; waar; winkelbedrijf; zaak; zaakjes; zaken
VerbRelated TranslationsOther Translations
deambular dolen; ronddwalen; waren aan de zwerf zijn; drentelen; dwalen; flaneren; kuieren; lopen; omzwerven; ronddarren; ronddolen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; slenteren; wandelen; zwerven
estar tirado dolen; ronddwalen; waren gooien; reizen; rondreizen; slingeren; trekken; zwerven
rodar dolen; ronddwalen; waren controleren; doorrollen; draaien; examineren; filmen; inspecteren; keren; keuren; kolken; omwenden; omzwerven; ronddraaien; rondtollen; schouwen; taxiën; tollen; wenden; zwenken; zwerven

Related Words for "waren":


Wiktionary Translations for waren:


Cross Translation:
FromToVia
waren frutas y verduras produce — harvested agricultural goods collectively
waren vagar; errar; vagabundear errervaguer de côté et d’autre, aller çà et là.
waren vagar; errar; vagabundear vaguererrer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure.

Related Translations for waarde