Dutch

Detailed Translations for zomen from Dutch to Spanish

zomen:

zomen verb (zoom, zoomt, zoomde, zoomden, gezoomd)

  1. zomen

Conjugations for zomen:

o.t.t.
  1. zoom
  2. zoomt
  3. zoomt
  4. zomen
  5. zomen
  6. zomen
o.v.t.
  1. zoomde
  2. zoomde
  3. zoomde
  4. zoomden
  5. zoomden
  6. zoomden
v.t.t.
  1. heb gezoomd
  2. hebt gezoomd
  3. heeft gezoomd
  4. hebben gezoomd
  5. hebben gezoomd
  6. hebben gezoomd
v.v.t.
  1. had gezoomd
  2. had gezoomd
  3. had gezoomd
  4. hadden gezoomd
  5. hadden gezoomd
  6. hadden gezoomd
o.t.t.t.
  1. zal zomen
  2. zult zomen
  3. zal zomen
  4. zullen zomen
  5. zullen zomen
  6. zullen zomen
o.v.t.t.
  1. zou zomen
  2. zou zomen
  3. zou zomen
  4. zouden zomen
  5. zouden zomen
  6. zouden zomen
diversen
  1. zoom!
  2. zoomt!
  3. gezoomd
  4. zomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zomen [de ~] noun, plural

  1. de zomen
    el bordes

Translation Matrix for zomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bordes zomen kanten; kantjes; marges; randen; richels; velgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
dobladillar zomen omzomen
hacer un dobladillo zomen

Related Words for "zomen":


zomen form of zoom:

zoom [de ~ (m)] noun

  1. de zoom (rand)
    el margen; el linde; la almena; el extremo; el dobladillo; el confín; el reborde; el lado; el marco; el borde; la moldura

Translation Matrix for zoom:

NounRelated TranslationsOther Translations
almena rand; zoom kanteel; lijst; schilderijlijst; vleugel van een gebouw
borde rand; zoom band; boekdeel; boord; boordsel; deel; flank; galon; geluidsniveau; gootlijst; haarband; haarlint; halskraag; kader; kant; koers; kraag; kranslijst; lijst; lint; omranding; omtrek; omzoming; oplegsel; passement; rand; randje; route; schilderijlijst; vleugel van een gebouw; volume; vorm; wal; waterkant; zij; zijde; zijde van een schip; zijkant
confín rand; zoom
dobladillo rand; zoom inleg; minimum inleg
extremo rand; zoom buitenspeler; eindpunt; grens; lagereind; licht bier; limiet; pils; speler buitenshuis; uiteinde; uiterste; ultra
lado rand; zoom been; flank; kant; zij; zijde; zijde van een schip; zijkant
linde rand; zoom
marco rand; zoom allegaartje; boordsel; frame; galon; geraamte; gezichtsmasker; graadmeetapparaat; graadmeter; gradenmeter; ijk; ijking; indicator; kozijn; kroonlijst; mark; mengelmoes; omtrek; omzoming; oplegsel; passement; raamwerk; samenraapsel; skelet; vensterkozijn; vorm
margen rand; zoom afdrukmarge; kant; kantlijn; marge; paginamarge; speelruimte; speling; vrije ruimte; winstmarge; zij; zijde
moldura rand; zoom kroonlijst; lijstwerk
reborde rand; zoom keer; kentering; manchet; manchetknoop; ombuiging; omkeer; ommekeer; ommezwaai; omslag; rand; richel
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
borde rand
extremo eindpunt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
extremo bijzonder; bovenmatig; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; enorm; excessief; extravagant; extreem; godgeklaagd; heel erg; hemeltergend; hogelijk; mateloos; ontiegelijk; overmatig; schandalig; schandelijk; schromelijk; ten hemel schreiend; ten zeerste; tomeloos; uitermate; uiterst; ultra; verfoeilijk; week; zeer; zeer ergerlijk; zeerste; zwak

Related Words for "zoom":

  • zomen, zoompje, zoompjes

Wiktionary Translations for zoom:


Cross Translation:
FromToVia
zoom bastilla; dobladillo hem — border of an article of clothing doubled back and stitched together
zoom costura seam — folded back and stitched piece of fabric
zoom linde lisière — Ce qui terminer des deux côtés la largeur d’une étoffe ; la partie où la trame s’boucler par le retour de la navette sur elle-même.