Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. zwellen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zwel from Dutch to Spanish

zwellen:

zwellen verb (zwel, zwelt, zwol, zwollen, gezwollen)

  1. zwellen (opzwellen)

Conjugations for zwellen:

o.t.t.
  1. zwel
  2. zwelt
  3. zwelt
  4. zwellen
  5. zwellen
  6. zwellen
o.v.t.
  1. zwol
  2. zwol
  3. zwol
  4. zwollen
  5. zwollen
  6. zwollen
v.t.t.
  1. ben gezwollen
  2. bent gezwollen
  3. is gezwollen
  4. zijn gezwollen
  5. zijn gezwollen
  6. zijn gezwollen
v.v.t.
  1. was gezwollen
  2. was gezwollen
  3. was gezwollen
  4. waren gezwollen
  5. waren gezwollen
  6. waren gezwollen
o.t.t.t.
  1. zal zwellen
  2. zult zwellen
  3. zal zwellen
  4. zullen zwellen
  5. zullen zwellen
  6. zullen zwellen
o.v.t.t.
  1. zou zwellen
  2. zou zwellen
  3. zou zwellen
  4. zouden zwellen
  5. zouden zwellen
  6. zouden zwellen
diversen
  1. zwel!
  2. zwelt!
  3. gezwollen
  4. zwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zwellen [znw.] noun

  1. zwellen (wassen)
    el hincharse

Translation Matrix for zwellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hincharse wassen; zwellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
hincharse opzwellen; zwellen bollen; dik worden; expanderen; opbollen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden
inflarse opzwellen; zwellen bollen; opbollen

Wiktionary Translations for zwellen:

zwellen
verb
  1. in volume toenemen

Cross Translation:
FromToVia
zwellen hinchar; inflar bloat — to cause to become distended
zwellen hincharse; inflarse swell — intransitive: to become bigger, especially due to being engorged
zwellen hinchar; inflar enfleraugmenter un corps de volume ; gonfler.