Dutch
Detailed Translations for zwieren from Dutch to Spanish
zwieren:
-
zwieren
Conjugations for zwieren:
o.t.t.
- zwier
- zwiert
- zwiert
- zwieren
- zwieren
- zwieren
o.v.t.
- zwierde
- zwierde
- zwierde
- zwierden
- zwierden
- zwierden
v.t.t.
- heb gezwierd
- hebt gezwierd
- heeft gezwierd
- hebben gezwierd
- hebben gezwierd
- hebben gezwierd
v.v.t.
- had gezwierd
- had gezwierd
- had gezwierd
- hadden gezwierd
- hadden gezwierd
- hadden gezwierd
o.t.t.t.
- zal zwieren
- zult zwieren
- zal zwieren
- zullen zwieren
- zullen zwieren
- zullen zwieren
o.v.t.t.
- zou zwieren
- zou zwieren
- zou zwieren
- zouden zwieren
- zouden zwieren
- zouden zwieren
diversen
- zwier!
- zwiert!
- gezwierd
- zwierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zwieren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar vueltas | zwieren | buitelen; cirkelen; de ronde doen; draaien; duikelen; duizelen; flikkeren; in de war maken; kantelen; kelderen; kiepen; kieperen; kolken; rollen; ronddraaien; rondgaan; rondtollen; roteren; tollen; tuimelen; vallen; verrollen; wentelen; wervelen; wielen |
tambalearse | zwieren | deinen; fluctueren; golven; rondslingeren; slingeren; smijten; variëren; waggelen; wankelen; wiegelen |