Dutch

Detailed Translations for roeren from Dutch to French

roeren:

roeren verb (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)

  1. roeren (omroeren)
    battre; tourner; agiter; pousser; bouger; remuer; brouiller; fatiguer; attiser; mettre en émoi; toucher légèrement
    • battre verb (bats, bat, battons, battez, )
    • tourner verb (tourne, tournes, tournons, tournez, )
    • agiter verb (agite, agites, agitons, agitez, )
    • pousser verb (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • bouger verb (bouge, bouges, bougeons, bougez, )
    • remuer verb (remue, remues, remuons, remuez, )
    • brouiller verb (brouille, brouilles, brouillons, brouillez, )
    • fatiguer verb (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )
  2. roeren (mixen)
    mixer; mélanger; remuer; actionner
    • mixer verb (mixe, mixes, mixons, mixez, )
    • mélanger verb (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, )
    • remuer verb (remue, remues, remuons, remuez, )
    • actionner verb (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, )
  3. roeren (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; )
    déplacer; transférer; transposer
    • déplacer verb (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, )
    • transférer verb (transfère, transfères, transférons, transférez, )
    • transposer verb (transpose, transposes, transposons, transposez, )
  4. roeren (beroeren)
    agiter; mélanger; remuer
    • agiter verb (agite, agites, agitons, agitez, )
    • mélanger verb (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, )
    • remuer verb (remue, remues, remuons, remuez, )

Conjugations for roeren:

o.t.t.
  1. roer
  2. roert
  3. roert
  4. roeren
  5. roeren
  6. roeren
o.v.t.
  1. roerde
  2. roerde
  3. roerde
  4. roerden
  5. roerden
  6. roerden
v.t.t.
  1. ben geroerd
  2. bent geroerd
  3. is geroerd
  4. zijn geroerd
  5. zijn geroerd
  6. zijn geroerd
v.v.t.
  1. was geroerd
  2. was geroerd
  3. was geroerd
  4. waren geroerd
  5. waren geroerd
  6. waren geroerd
o.t.t.t.
  1. zal roeren
  2. zult roeren
  3. zal roeren
  4. zullen roeren
  5. zullen roeren
  6. zullen roeren
o.v.t.t.
  1. zou roeren
  2. zou roeren
  3. zou roeren
  4. zouden roeren
  5. zouden roeren
  6. zouden roeren
en verder
  1. heb geroerd
  2. hebt geroerd
  3. heeft geroerd
  4. hebben geroerd
  5. hebben geroerd
  6. hebben geroerd
diversen
  1. roer!
  2. roert!
  3. geroerd
  4. roerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for roeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
battre afbeuken
fatiguer afmatten; uitputten; vermoeien
VerbRelated TranslationsOther Translations
actionner mixen; roeren aandrijven; aansporen; beroeren; bewegen; gerechtelijk vervolgen; in beweging brengen; manoeuvreren; marcheren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren; vervolgen
agiter beroeren; omroeren; roeren aan de zwerf zijn; afranselen; agiteren; beven; heen en weer bewegen; heen en weer zwaaien; iemand toetakelen; in beroering brengen; op en neer bewegen; oppoken; opstoken; rondzwerven; schudden; slingeren; trillen; wriggelen; wrikken; zwaaien; zwenken; zwerven
attiser omroeren; roeren aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
battre omroeren; roeren aankloppen; aantikken; afkloppen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; bonken; hameren; hard slaan; hengsten; karnen; klakken; klapperen; kleppen; kloppen; kloppen met een hamer; klutsen; meppen; raken; rammen; slaan; tikken; timmeren; treffen
bouger omroeren; roeren agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; loshangen; loszitten; manoeuvreren; marcheren; oppoken; opstoken; verroeren; zich bewegen; zich verplaatsen
brouiller omroeren; roeren bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verstoren; vertoornen; verzieken
déplacer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; overzetten; plaats maken; standplaats veranderen; transponeren; transporteren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschuiven; vervoeren; verzetten
fatiguer omroeren; roeren afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien
mettre en émoi omroeren; roeren agiteren; in beroering brengen; oppoken; opstoken
mixer mixen; roeren dooreenmengen; mengen; vermengen
mélanger beroeren; mixen; roeren aan mengsel toevoegen; aanroeren; aanstippen; bijmengen; door elkaar schudden; dooreenmengen; doorelkaargooien; even aanraken; husselen; hutselen; mengen; vermengen
pousser omroeren; roeren aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
remuer beroeren; mixen; omroeren; roeren agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; ontroeren; op en neer bewegen; oppoken; opstoken; raken; rondroeren; spartelen; treffen; verroeren
toucher légèrement omroeren; roeren aanroeren; aanstippen; even aanraken
tourner omroeren; roeren aaneenrijgen; draaien; duizelen; heen en weer zwaaien; iets omdraaien; in de war maken; inkleden; kantelen; keren; omdraaien; omkeren; omwenden; omzwaaien; ontsluiten; opendraaien; openen; rijgen; rollen; ronddraaien; rondtollen; rondwentelen; roteren; slingeren; teruggaan; tollen; wegdraaien; wenden; wentelen; zwaaien; zwenken
transférer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; deponeren; doorsturen; doorverbinden; overbrengen; overplaatsen; overzetten; standplaats veranderen; storten; transponeren
transposer disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten anders boeken; transponeren

Related Words for "roeren":


Wiktionary Translations for roeren:

roeren
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen
  2. een emotie in iemand oproepen
  3. in opstand komen
  4. geluid (herrie) maken
    • roeren → s'opposer à
roeren
Cross Translation:
FromToVia
roeren déplacer move — to cause to change place or posture; to set in motion
roeren émouvoir move — to arouse the feelings or passions of
roeren toucher touch — affect emotionally

roer:

roer [het ~] noun

  1. het roer (stuurroer)
    le gouvernail; la gouverne; la roue de gouvernail

Translation Matrix for roer:

NounRelated TranslationsOther Translations
gouvernail roer; stuurroer stuur; stuurrad; stuurstok; stuurwiel
gouverne roer; stuurroer stuurinrichting
roue de gouvernail roer; stuurroer stuur; stuurrad; stuurwiel

Related Words for "roer":

  • roeren, roers, roertje, roertjes

Related Definitions for "roer":

  1. blad met stok eraan waardoor een boot bestuurd wordt1
    • hou het roer recht!1

Wiktionary Translations for roer:

roer
noun
  1. Arme à feu
  2. Tuyau.

Cross Translation:
FromToVia
roer timon Ruder — Schiffssteuer
roer gouvernail rudder — underwater vane used to steer a vessel

External Machine Translations:

Related Translations for roeren