Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. liggen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for liggen from Dutch to French

liggen:

liggen verb (lig, ligt, lag, lagen, gelegen)

  1. liggen (gelegen zijn)

Conjugations for liggen:

o.t.t.
  1. lig
  2. ligt
  3. ligt
  4. liggen
  5. liggen
  6. liggen
o.v.t.
  1. lag
  2. lag
  3. lag
  4. lagen
  5. lagen
  6. lagen
v.t.t.
  1. heb gelegen
  2. hebt gelegen
  3. heeft gelegen
  4. hebben gelegen
  5. hebben gelegen
  6. hebben gelegen
v.v.t.
  1. had gelegen
  2. had gelegen
  3. had gelegen
  4. hadden gelegen
  5. hadden gelegen
  6. hadden gelegen
o.t.t.t.
  1. zal liggen
  2. zult liggen
  3. zal liggen
  4. zullen liggen
  5. zullen liggen
  6. zullen liggen
o.v.t.t.
  1. zou liggen
  2. zou liggen
  3. zou liggen
  4. zouden liggen
  5. zouden liggen
  6. zouden liggen
en verder
  1. ben gelegen
  2. bent gelegen
  3. is gelegen
  4. zijn gelegen
  5. zijn gelegen
  6. zijn gelegen
diversen
  1. lig!
  2. ligt!
  3. gelegen
  4. liggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for liggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
être situé gelegen zijn; liggen

Antonyms for "liggen":


Related Definitions for "liggen":

  1. bij je passen1
    • dat werk ligt me niet zo1
  2. er zijn in uitgestrekte houding, horizontaal1
    • moeten die flessen staan of liggen?1
  3. het komt ervan1
    • dat het zo koud is, ligt aan de wind1
  4. per ongeluk achterlaten1
    • heb ik mijn tas hier laten liggen?1

Wiktionary Translations for liggen:


Cross Translation:
FromToVia
liggen être be — occupy a place
liggen gésir; être étendu lie — be in horizontal position
liggen trouver lie — be situated
liggen y avoir; il y a there be — to exist
liggen couché liegen — eine mehr oder weniger horizontal ausgerichtete Lage einnehmen
liggen situé liegen — die relationale Position zweier Objekte bezeichnend

Related Translations for liggen