Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. laaien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for laaien from Dutch to French

laaien:

laaien verb (laai, laait, laaide, laaiden, gelaaid)

  1. laaien
    brûler; s'embraser
    • brûler verb (brûle, brûles, brûlons, brûlez, )
    • s'embraser verb

Conjugations for laaien:

o.t.t.
  1. laai
  2. laait
  3. laait
  4. laaien
  5. laaien
  6. laaien
o.v.t.
  1. laaide
  2. laaide
  3. laaide
  4. laaiden
  5. laaiden
  6. laaiden
v.t.t.
  1. ben gelaaid
  2. bent gelaaid
  3. is gelaaid
  4. zijn gelaaid
  5. zijn gelaaid
  6. zijn gelaaid
v.v.t.
  1. was gelaaid
  2. was gelaaid
  3. was gelaaid
  4. waren gelaaid
  5. waren gelaaid
  6. waren gelaaid
o.t.t.t.
  1. zal laaien
  2. zult laaien
  3. zal laaien
  4. zullen laaien
  5. zullen laaien
  6. zullen laaien
o.v.t.t.
  1. zou laaien
  2. zou laaien
  3. zou laaien
  4. zouden laaien
  5. zouden laaien
  6. zouden laaien
diversen
  1. laai!
  2. laait!
  3. gelaaid
  4. laaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for laaien:

NounRelated TranslationsOther Translations
brûler verbranden
VerbRelated TranslationsOther Translations
brûler laaien aanbranden; aanmaken; blakeren; branden; brandmerken; cremeren; inbranden; licht aansteken; markeren; ontsteken; opbranden; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; schroeien; uitbranden; van stigma's voorzien; verassen; verbranden; verschroeien; verzengen; zengen
s'embraser laaien

Wiktionary Translations for laaien:

laaien
verb
  1. . laaien van woede
laaien
verb
  1. passer sur le feu