Noun | Related Translations | Other Translations |
bruyant
|
|
belhamel; raddraaier; raddraaister
|
criard
|
|
brulboei; bulderaar; schreeuwer; schreeuwlelijk
|
fort
|
|
burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
|
tapageur
|
|
belhamel; bulderaar; druktemaker; herrieschopper; kabaalmaker; lawaaimaker; levenmaker; oproerkraaier; raddraaier; raddraaister; rustverstoorder; stokebrand; zenuwlijder
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
animé
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
actief; bedrijvig; bevlogen; beweeglijk; bezet; bezield; bezig; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; enthousiast; fideel; fleurig; geanimeerd; geestdriftig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; onrustig; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; roerig; tierig; uitgelaten; vief; vol fut; vrolijk; wakker; welgemoed; woelig; zonnig
|
brayard
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; luid; luid klinkend
|
bruyamment
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hardop; joelend; luid; luid klinkend; met lawaai; schreeuwend
|
bruyant
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hardop; joelend; luid; luid klinkend; roezemoezig; schreeuwend
|
criard
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hoog; luid; luid klinkend; schel; scherp; schril; snerpend
|
fort
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; ferm; fiks; flink; formidabel; fors; forse; geanimeerd; gekruid; gepeperd; geweldig; gezet; grievend; hard; hardop; hartig; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; intens; intensief; krachtig; krenkend; kruidig; kwetsend; levendig; lijvig; luid; luid klinkend; pittig; potig; prachtig; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
|
tapageur
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hardop; joelend; luid; luidkeels; opzichtig; protserig; schreeuwend; schreeuwerig; uit volle borst
|
tapageuse
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hardop; joelend; luid; luidkeels; schreeuwend; uit volle borst
|
tapageusement
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hardop; joelend; luid; luidkeels; schreeuwend; uit volle borst
|
tumultueuse
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
joelend; schreeuwend
|
tumultueux
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
joelend; schreeuwend
|
turbulent
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
bewogen; bezet; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; levendig; levenslustig; monter; ongedurig; onrustig; opgetogen; opgewekt; roerig; stoeiziek; tierig; turbulent; uitbundig; uitgelaten; veelbewogen; vrolijk; woelig
|
à haute voix
|
lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
|
hard; hardop; luid; luid klinkend; luidkeels; mondeling; uit volle borst; verbaal
|