Knobbel: translate Dutch

Remove Ads

Summary

Dutch to French: more detail...

knobbel:
- bosse; enflure; grosseur; boule; renflement; talent; don; noeud; tumeur
Wiktionary:
- knobbel → bosse, enflure, protubérance
- knobbel → bosse

Dutch

Detailed Translations for knobbel from Dutch to French

knobbel:

knobbel [de ~ (m)] noun

de knobbel (buil; bobbel; bult)
la bosse; l'enflure; le grosseur; la boule; le renflement
- bosse [la ~] noun
- enflure [la ~] noun
- grosseur [le ~] noun
- boule [la ~] noun
- renflement [le ~] noun
de knobbel (talent; capaciteit; bekwaamheid; aanleg; gave; kundigheid; begaafdheid; scherpzinnigheid; vernuft)
le talent; le don
- talent [le ~] noun
- don [le ~] noun
de knobbel (knoest; kwast)
le noeud
- noeud [le ~] noun
de knobbel (tumor; gezwel)
la tumeur
- tumeur [la ~] noun

Translation Matrix for knobbel:

Noun	Related Translations	Other Translations
bosse	bobbel; buil; bult; knobbel	bluts; bobbel; bobbeltje; bochel; bolling; buil; bult; bultje; deuk; hobbel; hobbeling; instulping; kneuswond; kneuzing; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; zwelling
boule	bobbel; buil; bult; knobbel	bal; bol wol; bolvorm; bowlingbal; hobbel; kogelvorm
don	aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft	aanvoelen; aardigheid; cadeau; donatie; feeling; genialiteit; geschenk; gevoel; gift; kado; present; presentje; schenking; verjaardagscadeau; vernuft; vindingrijk vernuft
enflure	bobbel; buil; bult; knobbel	bobbel; bobbeltje; bolling; bombast; buil; bult; bultje; dikte; gewichtigdoenerij; gewichtigheid; gezwollenheid; hoogdravendheid; opgeblazenheid; opgezetheid; opgezwollen plek; opzetting; pompeusheid; puistje; pukkel; steenpuist; uitpuiling; uitstulping; verdikking; wassen; zwellen; zwelling
grosseur	bobbel; buil; bult; knobbel	dikheid; dikte; lijvigheid
noeud	knobbel; knoest; kwast	boomknoesten; knoesten; knooppunt; kruispunt; kwasten; verkeersknooppunt
renflement	bobbel; buil; bult; knobbel
talent	aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft	genialiteit; vernuft; vindingrijk vernuft
tumeur	gezwel; knobbel; tumor	bobbel; bobbeltje; bolling; buil; bult; bultje; opgezwollen plek; opzetting; puistje; pukkel; steenpuist; zwelling

Related Words for "knobbel":

knobbelen, knobbels, knobbeltje, knobbeltjes

Wiktionary Translations for knobbel:

knobbel

noun

enflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.
- bosse → bult; opzwelling; bochel; knobbel; knoest; knol
État de ce qui est enflé (1)
- enflure → knobbel; knoest; knol
didactique|fr éminence, saillie.
- protubérance → knobbel; knoest; knol

Cross Translation:

From	To	Via
• knobbel	→ bosse	↔ Höcker — Ausbuchtung auf dem Rücken von Tieren (Dromedar, Trampeltier)

External Machine Translations:

Remove Ads

Dutch and French Translation Search Results for knobbel

Detailed Translations for knobbel from Dutch to French

knobbel:

knobbel [de ~ (m)] noun

de knobbel (buil; bobbel; bult)

de knobbel (talent; capaciteit; bekwaamheid; aanleg; gave; kundigheid; begaafdheid; scherpzinnigheid; vernuft)

de knobbel (knoest; kwast)

de knobbel (tumor; gezwel)

Translation Matrix for knobbel:

Related Words for "knobbel":

Wiktionary Translations for knobbel: