Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. resoneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for resoneren from Dutch to French

resoneren:

resoneren verb

  1. resoneren (weergalmen; echoën; weerkaatsen; )
    résonner; renvoyer; retentir; se répercuter; réverbérer en echo; trouver des échos
    • résonner verb (résonne, résonnes, résonnons, résonnez, )
    • renvoyer verb (renvoie, renvoies, renvoyons, renvoyez, )
    • retentir verb (retentis, retentit, retentissons, retentissez, )
    • réverbérer en echo verb (réverbère, réverbères, réverbérons, réverbérez, )

Translation Matrix for resoneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
renvoyer echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen afmarcheren; afnemen; afschepen; afschrikken; afwimpelen; afzonderen; bang maken; ecarteren; laten inrukken; lichten; omruilen; omwisselen; ontheffen; ontslaan; opschorten; opschuiven; opsturen; pasporteren; posten; reflecteren; rekken; restitueren; retourneren; ruilen; sturen; terugbrengen; teruggeven; terugkaatsen; terugsturen; terugzenden; toewerpen; toezenden; uitstellen; uitsturen; verdagen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; vertragen; vervreemden; verwijderen; verwijzen naar; verwisselen; verzenden; voor zich uitschuiven; weerspiegelen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden; wisselen
retentir echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klateren; kletteren; klingelen; luidkeels iets verkondigen; met krachtige stem zingen; nabouwen; napraten; nazeggen; rammelen; reflecteren; rinkelen; schallen; schetteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; tetteren; tingelen; tinkelen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
résonner echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; klank voortbrengen; kletteren; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; rammelen; reflecteren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
réverbérer en echo echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; naklinken; schallen; weerklinken; weerschallen
se répercuter echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; naklinken; schallen; weerklinken; weerschallen
trouver des échos echoën; galmen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen echoën; galmen; naklinken; schallen; weerklinken; weerschallen

Wiktionary Translations for resoneren:

resoneren
verb
  1. meetrillen, meeklinken.