Dutch
Detailed Translations for adresseren from Dutch to French
adresseren:
-
adresseren (adres aanbrengen)
adresser; pourvoir d'une adresse-
adresser verb (adresse, adresses, adressons, adressez, adressent, adressais, adressait, adressions, adressiez, adressaient, adressai, adressas, adressa, adressâmes, adressâtes, adressèrent, adresserai, adresseras, adressera, adresserons, adresserez, adresseront)
-
-
adresseren
Conjugations for adresseren:
o.t.t.
- adresseer
- adresseert
- adresseert
- adresseren
- adresseren
- adresseren
o.v.t.
- adresseerde
- adresseerde
- adresseerde
- adresseerden
- adresseerden
- adresseerden
v.t.t.
- heb geadresseerd
- hebt geadresseerd
- heeft geadresseerd
- hebben geadresseerd
- hebben geadresseerd
- hebben geadresseerd
v.v.t.
- had geadresseerd
- had geadresseerd
- had geadresseerd
- hadden geadresseerd
- hadden geadresseerd
- hadden geadresseerd
o.t.t.t.
- zal adresseren
- zult adresseren
- zal adresseren
- zullen adresseren
- zullen adresseren
- zullen adresseren
o.v.t.t.
- zou adresseren
- zou adresseren
- zou adresseren
- zouden adresseren
- zouden adresseren
- zouden adresseren
diversen
- adresseer!
- adresseert!
- geadresseerd
- adresserende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for adresseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
adresser | adres aanbrengen; adresseren | iemand aanspreken; iemand adresseren; iemand toespreken; spreken tot iemand |
pourvoir d'une adresse | adres aanbrengen; adresseren |
Wiktionary Translations for adresseren:
adresseren
verb
adresseren
verb
-
envoyer directement à une personne, en un lieu.
Related Translations for adresseren
French
Detailed Translations for adresseren from French to Dutch
adresseren: (*Using Word and Sentence Splitter)
- adresse: adres; adressering; techniek; mate van kunstbeheersing; vaardigheid; bekwaamheid; kunst; truc; behendigheid; kunstje; kunstgreep; handigheid; kneep; kneepje; foef; foefje; maniertje; e-mailadres; internet-e-mailadres
- rené: herboren
- adresser: adresseren; adres aanbrengen; iemand aanspreken; spreken tot iemand; iemand adresseren; iemand toespreken