Summary


Dutch

Detailed Translations for klokje from Dutch to French

klokje:

klokje [het ~] noun

  1. het klokje (polshorloge; zakuurwerk; zakhorloge)
    l'horloge; la montre; la pendule; la clochette; la cloche; la sonnerie; la sonnette
  2. het klokje (kleine klok)
    la clochette; la montre; la pendulette; la campanule; la petite sonnette

Translation Matrix for klokje:

NounRelated TranslationsOther Translations
campanule kleine klok; klokje
cloche klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk bel; boerenhuis; deksel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; dop; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kaasstolp; kim; klok; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; pendule; schel; slampamper; slapkous; stolp; stolphuis; stulpkooi; sufferdje; torenklok; uurwerk
clochette kleine klok; klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk bel; einder; gezichtseinder; horizon; kim; klein klokje; schel; tikkend uurwerk; tikker; tikkertje
horloge klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk klok; pendule; torenklok; uurwerk
montre kleine klok; klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk horloge; tikkend uurwerk; tikker
pendule klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk hangklok; klok; pendule; uurwerk; wandklok
pendulette kleine klok; klokje klein klokje; tikkend uurwerk; tikker; tikkertje
petite sonnette kleine klok; klokje
sonnerie klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk bel; bellen; belsignaal; beltoon; carillon; einder; gebeier; gelui; gerinkel; gezichtseinder; horizon; kim; klokgelui; klokkenspel; klokslag; opbellen; overgaan; schel; trompetsignaal; wekker; wektoestel
sonnette klokje; polshorloge; zakhorloge; zakuurwerk bel; beller; carillonspeler; deurbel; einder; gezichtseinder; handbel; heiblok; heimachine; heistelling; horizon; huisbel; kim; luider; schel
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
horloge systeemklok

Related Words for "klokje":


Wiktionary Translations for klokje:

klokje
noun
  1. plantes|fr genre de plantes dont il exister un très grand nombre d’espèces, qui toutes portent des fleurs en forme de cloches, et que l’on cultiver, pour la plupart, dans les jardins d’agrément.

klok:

klok [de ~ (m)] noun

  1. de klok (uurwerk; pendule)
    la cloche; la pendule; l'horloge

Translation Matrix for klok:

NounRelated TranslationsOther Translations
cloche klok; pendule; uurwerk bel; boerenhuis; deksel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; dop; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kaasstolp; kim; klokje; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; polshorloge; schel; slampamper; slapkous; stolp; stolphuis; stulpkooi; sufferdje; torenklok; zakhorloge; zakuurwerk
horloge klok; pendule; uurwerk klokje; polshorloge; torenklok; zakhorloge; zakuurwerk
pendule klok; pendule; uurwerk hangklok; klokje; polshorloge; wandklok; zakhorloge; zakuurwerk
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
horloge systeemklok

Related Words for "klok":


Synonyms for "klok":


Related Definitions for "klok":

  1. bel met klepel aan de binnenkant1
    • hoor, de klokken luiden1
  2. apparaat dat de tijd aangeeft1
    • het is vijf uur op de klok1

Wiktionary Translations for klok:

klok
noun
  1. Réunion de cloches accordées à différents tons
  2. horloge
  3. horloge d’appartement dont le mouvement régulariser par un pendule.
  4. clochette dont on se servir pour appeler ou pour avertir.

Cross Translation:
FromToVia
klok cloche bell — percussive instrument
klok carillon chime — musical instrument
klok horloge clock — instrument to measure or keep track of time

Related Translations for klokje