Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. overdragen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overdragen from Dutch to French

overdragen:

overdragen verb (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)

  1. overdragen (delegeren)
    déléguer
    • déléguer verb (délègue, délègues, déléguons, déléguez, )

Conjugations for overdragen:

o.t.t.
  1. overdraag
  2. overdraagt
  3. overdraagt
  4. overdragen
  5. overdragen
  6. overdragen
o.v.t.
  1. overdroeg
  2. overdroeg
  3. overdroeg
  4. overdroegen
  5. overdroegen
  6. overdroegen
v.t.t.
  1. heb overdragen
  2. hebt overdragen
  3. heeft overdragen
  4. hebben overdragen
  5. hebben overdragen
  6. hebben overdragen
v.v.t.
  1. had overdragen
  2. had overdragen
  3. had overdragen
  4. hadden overdragen
  5. hadden overdragen
  6. hadden overdragen
o.t.t.t.
  1. zal overdragen
  2. zult overdragen
  3. zal overdragen
  4. zullen overdragen
  5. zullen overdragen
  6. zullen overdragen
o.v.t.t.
  1. zou overdragen
  2. zou overdragen
  3. zou overdragen
  4. zouden overdragen
  5. zouden overdragen
  6. zouden overdragen
diversen
  1. overdraag!
  2. overdraagt!
  3. overdragen
  4. overdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overdragen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
déléguer delegeren; overdragen aan een ander overlaten; aangeven; aanreiken; afgeven; afvaardigen; delegeren; deputeren; doorschuiven; geven; overgeven; overhandigen; toesteken

Related Definitions for "overdragen":

  1. het aan iemand anders (door)geven1
    • hij heeft deze ziekte op mij overgedragen1

Wiktionary Translations for overdragen:


Cross Translation:
FromToVia
overdragen léguer bequeath — to give or leave by will
overdragen retenir carry — in an addition
overdragen transporter convey — to carry

Related Translations for overdragen