Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: luiheid

Dutch and French Translation Search Results for luiheid

Summary

Dutch to French: more detail...

luiheid:
- paresse; lenteur; inertie; indolence; léthargie; apathie; narcolepsie; lourdeur
lui:
- paresseux; paresseuse; paresseusement; fainéant; inactif; indolent
- gens
Wiktionary:
- luiheid → paresse
- luiheid → paresse
- lui → paresseux
- lui → gens
- lui → paresseux, gens, personnes

Dutch

Detailed Translations for luiheid from Dutch to French

luiheid:

luiheid [de ~ (v)] noun

de luiheid (traagheid; inertie; indolentie; sloomheid; logheid; langzaamheid; lamlendigheid; slapte)
la paresse; la lenteur; l'inertie; l'indolence; la léthargie; l'apathie; la narcolepsie; la lourdeur
- paresse [la ~] noun
- lenteur [la ~] noun
- inertie [la ~] noun
- indolence [la ~] noun
- léthargie [la ~] noun
- apathie [la ~] noun
- narcolepsie [la ~] noun
- lourdeur [la ~] noun

Translation Matrix for luiheid:

Noun	Related Translations	Other Translations
apathie	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	apathie; daadloosheid; futloosheid; inertie; lauwheid; lethargie; loomheid; lusteloosheid; matheid; ongeanimeerdheid; slapheid; willoosheid
indolence	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	apathie; gemakzucht; indolentie; laksheid; lauwheid; lusteloosheid; ongeanimeerdheid; onverschilligheid; vadsigheid
inertie	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	daadloosheid; inertie; lethargie; levenloosheid; willoosheid
lenteur	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	lethargie
lourdeur	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	botheid; futloosheid; lompheid; loomheid; matheid; onbeschaafdheid; onbeschoftheid; ongeliktheid; ongemanierdheid; slapheid
léthargie	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	lethargie
narcolepsie	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid
paresse	indolentie; inertie; lamlendigheid; langzaamheid; logheid; luiheid; slapte; sloomheid; traagheid	arbeidsschuw; futloosheid; geluier; gemakzucht; loomheid; luilakkerij; matheid; slapheid

Related Words for "luiheid":

lui

Wiktionary Translations for luiheid:

luiheid

noun

het ontbreken van de wil iets te doen
- luiheid → paresse

luiheid

noun

Tendance à éviter toute activité, à refuser tout effort. (Sens général).
- paresse → luiheid

Cross Translation:

From	To	Via
• luiheid	→ paresse	↔ laziness — quality of being lazy
• luiheid	→ paresse	↔ sloth — laziness

luiheid form of lui:

lui adj

lui (werkschuw; traag)
paresseux; paresseuse; paresseusement
- paresseux adj
- paresseuse adj
- paresseusement adj
lui (niets doend)
paresseux; fainéant; paresseuse; inactif; indolent; paresseusement
- paresseux adj
- fainéant adj
- paresseuse adj
- inactif adj
- indolent adj
- paresseusement adj

lui [de ~] noun, plural

de lui (lieden; luitjes)
le gens
- gens [le ~] noun

Translation Matrix for lui:

Noun	Related Translations	Other Translations
fainéant		flierefluiter; geitenbreier; klooier; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous
gens	lieden; lui; luitjes	mensen
paresseux		flierefluiter; geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; lijntrekkers; luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut; slampamper; slapkous
Adjective	Related Translations	Other Translations
inactif	lui; niets doend	apathisch; inactief; lethargisch; niet-actief; werkeloos; werkloos
Modifier	Related Translations	Other Translations
fainéant	lui; niets doend	vadsig
indolent	lui; niets doend	futloos; gemakzuchtig; hangerig; laks; lamlendig; langzaam; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; slap; sloom; traag; vadsig; werkeloos; werkloos
paresseuse	lui; niets doend; traag; werkschuw	werkeloos; werkloos
paresseusement	lui; niets doend; traag; werkschuw	werkeloos; werkloos
paresseux	lui; niets doend; traag; werkschuw	gemakzuchtig; werkeloos; werkloos

Related Words for "lui":

luiheid, luien, luis, luier, luiere, luist, luiste, luitjes, luie

Antonyms for "lui":

ijverig; vlijtig

Related Definitions for "lui":

mensen¹
- dat zijn leuke lui¹
slaperig¹
- ik ben lui, ik ga naar bed¹
zonder zin om iets te doen¹
- hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui¹

Wiktionary Translations for lui:

lui

adjective

werkschuw, niet houden van inspanning of werk
- lui → paresseux

noun

lieden, mensen
- lui → gens

lui

adjective

Qui est naturellement enclin à éviter l’action, le travail, l’effort, à ne pas se donner de peine.
- paresseux → lui

Cross Translation:

From	To	Via
• lui	→ paresseux	↔ lazy — unwilling to work
• lui	→ gens	↔ people — a body of human beings; a group of two or more persons
• lui	→ gens; personnes	↔ Leute — eine Gruppe von Personen, Menschen meist unbestimmter, aber auch bestimmter Anzahl
• lui	→ gens	↔ Leute — Kollektivum: die Menschen im Allgemeinen, gewöhnliche Menschen

¹Muiswerk Woordenboek