Dutch
Detailed Translations for vasten from Dutch to French
vasten:
-
de vasten (onthouden)
-
vasten (abstineren)
faire la grève de la faim; jeûner; faire son carême; priver de; faire carême; observer le carême; s'abstenir; s'abstenir de-
jeûner verb (jeûne, jeûnes, jeûnons, jeûnez, jeûnent, jeûnais, jeûnait, jeûnions, jeûniez, jeûnaient, jeûnai, jeûnas, jeûna, jeûnâmes, jeûnâtes, jeûnèrent, jeûnerai, jeûneras, jeûnera, jeûnerons, jeûnerez, jeûneront)
-
faire son carême verb
-
priver de verb
-
faire carême verb
-
observer le carême verb
-
s'abstenir verb
-
s'abstenir de verb
Conjugations for vasten:
o.t.t.
- vast
- vast
- vast
- vastten
- vastten
- vastten
o.v.t.
- vastte
- vastte
- vastte
- vastten
- vastten
- vastten
v.t.t.
- heb gevast
- hebt gevast
- heeft gevast
- hebben gevast
- hebben gevast
- hebben gevast
v.v.t.
- had gevast
- had gevast
- had gevast
- hadden gevast
- hadden gevast
- hadden gevast
o.t.t.t.
- zal vasten
- zult vasten
- zal vasten
- zullen vasten
- zullen vasten
- zullen vasten
o.v.t.t.
- zou vasten
- zou vasten
- zou vasten
- zouden vasten
- zouden vasten
- zouden vasten
en verder
- ben gevast
- bent gevast
- is gevast
- zijn gevast
- zijn gevast
- zijn gevast
diversen
- vast!
- vast!
- gevast
- vastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vasten:
Wiktionary Translations for vasten:
vasten
Cross Translation:
noun
vasten
-
een tijd waarin men zich meest om religieuze redenen bepaalde zaken, veelal voedsel, ontzegt
- vasten → carême
-
zich onthouden van voedsel
- vasten → jeûner
noun
-
christianisme|fr temps d’abstinence et de jeûne qui comprendre quarante-six jours entre le mardi gras et le jour de Pâques, et pendant lequel un certain nombre de jeûnes, d’abstinences et d’autres privations sont ordonnées par l’Église.
-
abstention totale d’aliments.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vasten | → carême | ↔ Lent — period of penitence for Christians before Easter |
• vasten | → jeûner | ↔ fast — to abstain from or eat very little food |
• vasten | → jeûne | ↔ fasting — period of time when one abstains from or eats very little food |