Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. confronteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for confronteren from Dutch to French

confronteren:

confronteren verb (confronteer, confronteert, confronteerde, confronteerden, geconfronteerd)

  1. confronteren (onder ogen zien)
    confronter
    • confronter verb (confronte, confrontes, confrontons, confrontez, )
  2. confronteren (tegenover elkaar stellen; oog in oog laten komen)
    confronter; opposer
    • confronter verb (confronte, confrontes, confrontons, confrontez, )
    • opposer verb (oppose, opposes, opposons, opposez, )

Conjugations for confronteren:

o.t.t.
  1. confronteer
  2. confronteert
  3. confronteert
  4. confronteren
  5. confronteren
  6. confronteren
o.v.t.
  1. confronteerde
  2. confronteerde
  3. confronteerde
  4. confronteerden
  5. confronteerden
  6. confronteerden
v.t.t.
  1. heb geconfronteerd
  2. hebt geconfronteerd
  3. heeft geconfronteerd
  4. hebben geconfronteerd
  5. hebben geconfronteerd
  6. hebben geconfronteerd
v.v.t.
  1. had geconfronteerd
  2. had geconfronteerd
  3. had geconfronteerd
  4. hadden geconfronteerd
  5. hadden geconfronteerd
  6. hadden geconfronteerd
o.t.t.t.
  1. zal confronteren
  2. zult confronteren
  3. zal confronteren
  4. zullen confronteren
  5. zullen confronteren
  6. zullen confronteren
o.v.t.t.
  1. zou confronteren
  2. zou confronteren
  3. zou confronteren
  4. zouden confronteren
  5. zouden confronteren
  6. zouden confronteren
en verder
  1. ben geconfronteerd
  2. bent geconfronteerd
  3. is geconfronteerd
  4. zijn geconfronteerd
  5. zijn geconfronteerd
  6. zijn geconfronteerd
diversen
  1. confronteer!
  2. confronteert!
  3. geconfronteerd
  4. confronterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for confronteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
confronter confronteren; onder ogen zien; oog in oog laten komen; tegenover elkaar stellen bij elkaar houden; compareren; tegenover elkaar stellen; vergelijken
opposer confronteren; oog in oog laten komen; tegenover elkaar stellen

Wiktionary Translations for confronteren:

confronteren
verb
  1. iemand laten zien wat diegene heeft gedaan
confronteren
verb
  1. mettre des personnes en présence les unes des autres, pour voir si elles convenir d'un fait dont il s’agir.

Cross Translation:
FromToVia
confronteren confronter confront — To stand or meet facing, especially in competition, hostility or defiance