Summary


Dutch

Detailed Translations for graad from Dutch to French

graad:

graad [de ~ (m)] noun

  1. de graad (gradatie; mate)
    le degré; la mesure; la gradation; le niveau; le rang
  2. de graad
    le degré; le grade
  3. de graad (militaire rang)
  4. de graad (wetenschappelijke graad)
    le grade; le grade scientifique; le titre; le rang
  5. de graad (peil; niveau)
    le niveau; le degré; l'échelon; le grade; la gradation; l'ordre; le rang; le titre
  6. de graad (thermometergraad; warmtegraad)

Translation Matrix for graad:

NounRelated TranslationsOther Translations
degré graad; gradatie; mate; niveau; peil fase; hiërarchie; laag; niveau; ontwikkelingsstadium; peil; plan; rang; rangorde; stadium; stand; volgorde
degré de thermomètre graad; thermometergraad; warmtegraad
gradation graad; gradatie; mate; niveau; peil hiërarchie; laag; niveau; peil; plan; rang; rangorde; stand; volgorde
grade graad; niveau; peil; wetenschappelijke graad gelid; hiërarchie; rang; rangorde; volgorde
grade militaire graad; militaire rang
grade scientifique graad; wetenschappelijke graad
mesure graad; gradatie; mate Metrics; afmeten; afmeting; dimensie; duimstok; formaat; grootte; laag; maat; maateenheid; maatregel; maatstaf; maatstok; mate; niveau; omvang; peil; plan; schikking; stand; toetssteen; voorziening
niveau graad; gradatie; mate; niveau; peil dimensieniveau; echelon; etage; fase; geleding; hiërarchie; klasse; laag; niveau; ontwikkelingsstadium; peil; pijlhoogte; plan; rang; rangorde; stadium; stand; verdieping; volgorde; waterpas; woonlaag
ordre graad; niveau; peil aaneenschakeling; aanwijzing; arrangement; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; hiërarchie; indeling; instructie; keurigheid; klasse; maatschappelijke klasse; netheid; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opeenvolging; opgeruimdheid; opstelling; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; properheid; rang; rangorde; rangschikking; regelmaat; samenstelling; schikking; slag; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; stand; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
rang graad; gradatie; mate; niveau; peil; wetenschappelijke graad gelid; hiërarchie; klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; rangorde; rij; rij manschappen; rijtje; slag; stand; volgorde
titre graad; niveau; peil; wetenschappelijke graad aanduiding; aanhef; aanstellerij; basisbestanddeel; benaming; benoeming; bestanddeel; component; deel; element; fractie; goudgehalte; hiërarchie; hoofd; ingrediënt; kop; kopzin; krantenkop; naam; onderdeel; opschrift; rang; rangorde; stuk; term; titel; toneel; vennootsaandeel; volgorde; waardigheidstitel
échelon graad; niveau; peil echelon; geleding; gelid; hiërarchie; klimijzer; klimspoor; laag; rang; rangorde; sport; trede van een ladder; volgorde

Related Words for "graad":

  • graden

Related Definitions for "graad":

  1. bepaalde titel1
    • ze heeft een graad gehaald aan de universiteit1
  2. kleinste afstand op een thermometer1
    • hij heeft 40 graden koorts1
  3. negentigste deel van een rechte hoek1
    • je tekent een hoek van 45 graden1

Wiktionary Translations for graad:

graad
noun
  1. eenheid om hoeken te meten
graad
noun
  1. espace compris entre deux marches d’un escalier.
  2. désignation

Cross Translation:
FromToVia
graad degré degree — in geometry: unit of angle
graad degré degree — unit of temperature
graad degré degree — amount, proportion, extent
graad cran notch — level or degree
graad degré Grad — das Ausmaß, das Viel oder Wenig einer Eigenschaft oder eines Zustandes
graad degré GradMaßeinheit, an der eine Eigenschaft oder ein Zustand gemessen wird

Related Translations for graad