Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. steken:
  2. stek:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for steken from Dutch to French

steken:

steken verb (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken (steken geven; prikken)
    piquer
    • piquer verb (pique, piques, piquons, piquez, )

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for steken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
piquer prikken; steken; steken geven aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken

Related Words for "steken":


Related Definitions for "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Wiktionary Translations for steken:

steken
verb
  1. mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
  2. Faire entrer une chose dans une autre.
  3. placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
  4. Traductions à trier suivant le sens
  5. frapper, blesser, tuer avec un poignard.
  6. placer, mettre sur quelque chose.

Cross Translation:
FromToVia
steken ensacher bag — to put into a bag
steken irriter; vexer; piquer nettle — to pique, irritate, vex or provoke someone
steken irriter; piquer nettle — of the nettle plant etc., to sting causing a rash
steken scruter; fureter; fouiller pry — to look where one is not welcome; to be nosey
steken poignarder; frapper d'un coup de couteau stab — To pierce or wound with pointed object

stek:

stek [de ~ (m)] noun

  1. de stek (schuilplaats; toevluchtsoord; toevlucht; )
    la cachette; l'abri; la retraite; le refuge
  2. de stek (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; schoot)
    la bouture

Translation Matrix for stek:

NounRelated TranslationsOther Translations
abri schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats abri; accommodatie; afdak; asiel; behuizing; beschutsel; beschutting; haven; hoek; hospitium; huisvesting; kwartier; luifel; onderbrenging; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; retraitehuis; rustpunt; schuilhoek; tehuis; toevluchthaven; toevluchtsoord; tramhuisje; uitwijkplaats; verbergplaats; verblijfplaats; vluchthaven; vluchtoord; wachthuisje; wijkplaats
bouture jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek loot; scheut; spruit; stekje
cachette schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; hoek; hoekje; schuilhoek; schuilhoekje; schuilhol; schuilplaats; sluiphoek; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; vrijplaats; wijkplaats
refuge schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats abri; asiel; haven; hoek; hol; hol van een dier; hospitium; huisvesting; leger; onderdak; onderkomen; opvangcentrum; retraitehuis; rustpunt; schuilhoek; schuilhol; schuilplaats; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtheuvel; vluchtoord; vrijplaats; wachthuisje; wijkplaats
retraite schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats AOW; afscheiding; aftocht; afzondering; hoek; isolering; kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; onttrekken; onttrekking; ouderdomspensioen; ouderdomsrente; reinheid; retraite; retraitehuis; schuilhoek; schuilplaats; teruggetrokkenheid; terugrit; terugtocht; vrijplaats; wijkplaats; zedigheid

Related Words for "stek":


Wiktionary Translations for stek:

stek
noun
  1. horticulture|nocat=1

External Machine Translations:

Related Translations for steken