Dutch
Detailed Translations for opspringen from Dutch to French
opspringen:
-
opspringen (springen)
bondir; faire un bond; sauter en l'air-
bondir verb (bondis, bondit, bondissons, bondissez, bondissent, bondissais, bondissait, bondissions, bondissiez, bondissaient, bondîmes, bondîtes, bondirent, bondirai, bondiras, bondira, bondirons, bondirez, bondiront)
-
faire un bond verb
-
sauter en l'air verb
-
Conjugations for opspringen:
o.t.t.
- spring op
- springt op
- springt op
- springen op
- springen op
- springen op
o.v.t.
- sprong op
- sprong op
- sprong op
- sprongen op
- sprongen op
- sprongen op
v.t.t.
- ben opgesprongen
- bent opgesprongen
- is opgesprongen
- zijn opgesprongen
- zijn opgesprongen
- zijn opgesprongen
v.v.t.
- was opgesprongen
- was opgesprongen
- was opgesprongen
- waren opgesprongen
- waren opgesprongen
- waren opgesprongen
o.t.t.t.
- zal opspringen
- zult opspringen
- zal opspringen
- zullen opspringen
- zullen opspringen
- zullen opspringen
o.v.t.t.
- zou opspringen
- zou opspringen
- zou opspringen
- zouden opspringen
- zouden opspringen
- zouden opspringen
diversen
- spring op!
- springt op!
- opgesprongen
- opspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opspringen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bondir | opspringen; springen | een sprongetje maken; omhoogkomen; opstijgen; opstuiven; opvliegen; springen |
faire un bond | opspringen; springen | |
sauter en l'air | opspringen; springen |
Wiktionary Translations for opspringen:
opspringen
opspringen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opspringen | → sauter | ↔ jump — propel oneself rapidly upward such that momentum causes the body to become airborne |
• opspringen | → sursauter | ↔ jump — react to a sudden stimulus by jerking the body violently |