Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: lepel

Dutch and French Translation Search Results for lepel

Summary

Dutch to French: more detail...

lepel:
- cuillère; cuiller; cuiller à bouche; cuiller à potage; louche; cuiller à pot
lepelen:
- manger à la cuiller
Wiktionary:
- lepel → cuillère
- lepel → cuillère, cuiller, cuillerée

Dutch

Detailed Translations for lepel from Dutch to French

lepel:

lepel [de ~ (m)] noun

de lepel (eetlepel)
la cuillère; le cuiller; le cuiller à bouche; le cuiller à potage
- cuillère [la ~] noun
- cuiller [le ~] noun
- cuiller à bouche [le ~] noun
- cuiller à potage [le ~] noun
de lepel (opscheplepel)
la louche; la cuiller à pot
- louche [la ~] noun
- cuiller à pot [la ~] noun

Translation Matrix for lepel:

Noun	Related Translations	Other Translations
cuiller	eetlepel; lepel	lepeltje; scheplepel; theelepel; theelepeltje
cuiller à bouche	eetlepel; lepel
cuiller à pot	lepel; opscheplepel
cuiller à potage	eetlepel; lepel
cuillère	eetlepel; lepel	kooklepel
louche	lepel; opscheplepel
Modifier	Related Translations	Other Translations
louche		akelig; donker; dubieus; duister; duivelachtig; duivels; eng; glibberig; griezelig; kwaadaardig; louche; obscuur; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; sinister; verdacht; wollig

Related Words for "lepel":

lepelen, lepels, lepeltje

Related Definitions for "lepel":

eetgerei waarmee je soep eet¹
- vorken, lepels en messen vormen het bestek¹

Wiktionary Translations for lepel:

lepel

noun

à trier suivant le sens
- cuillère → eetlepel; lepel

Cross Translation:

From	To	Via
• lepel	→ cuillère; cuiller	↔ Löffel — Besteck zum Schöpfen und Rühren von Flüssigkeiten, insbesondere von Breien, Getränken, Mus, Suppen und Soßen
• lepel	→ cuiller; cuillère	↔ spoon — scooped utensil for eating (or serving)
• lepel	→ cuillerée	↔ spoonful — amount a spoon will hold

lepelen:

lepelen verb (lepel, lepelt, lepelde, lepelden, gelepeld)

lepelen (scheppen)
manger à la cuiller
- manger à la cuiller verb

Conjugations for lepelen:

o.t.t.

lepel
lepelt
lepelt
lepelen
lepelen
lepelen

o.v.t.

lepelde
lepelde
lepelde
lepelden
lepelden
lepelden

v.t.t.

heb gelepeld
hebt gelepeld
heeft gelepeld
hebben gelepeld
hebben gelepeld
hebben gelepeld

v.v.t.

had gelepeld
had gelepeld
had gelepeld
hadden gelepeld
hadden gelepeld
hadden gelepeld

o.t.t.t.

zal lepelen
zult lepelen
zal lepelen
zullen lepelen
zullen lepelen
zullen lepelen

o.v.t.t.

zou lepelen
zou lepelen
zou lepelen
zouden lepelen
zouden lepelen
zouden lepelen

diversen

lepel!
lepelt!
gelepeld
lepelend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lepelen:

Verb	Related Translations	Other Translations
manger à la cuiller	lepelen; scheppen

Related Words for "lepelen":

lepel

External Machine Translations:

Related Translations for lepel

¹Muiswerk Woordenboek