Dutch
Detailed Translations for luster from Dutch to French
luster: (*Using Word and Sentence Splitter)
- lus: boucle
- ter: sur; par; pour; à; près de; via; d'après; autour de; en passant par; aux environs de; dans les environs de
Wiktionary Translations for luster:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• luster | → lustre | ↔ chandelier — branched, often ornate, lighting fixture suspended from the ceiling |
French
Detailed Translations for luster from French to Dutch
luster: (*Using Word and Sentence Splitter)
- lire: lezen; voorlezen; bestuderen; aflezen; uitlezen; bijeen lezen; afspelen; hardoplezen
- ter: driemaal
- ôter: uitlichten; nemen uit; uittrekken; uitdoen; uitkleden; ontkleden; afnemen; stelen; wegnemen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; uitnemen; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; eruit nemen