Dutch
Detailed Translations for pof from Dutch to French
pof:
-
de pof (bons)
Translation Matrix for pof:
Noun | Related Translations | Other Translations |
boum | bons; pof | ceremonie; dreun; feest; feestdag; feestelijkheid; festiviteit; fuif; jaarfeest; klap; knal; kwak; smak; viering |
floc | bons; pof | plons |
plouf | bons; pof | plons |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
boum | boem |
Related Words for "pof":
poffen:
-
poffen (kastanjes poffen)
-
poffen (op krediet kopen)
Conjugations for poffen:
o.t.t.
- pof
- poft
- poft
- poffen
- poffen
- poffen
o.v.t.
- pofte
- pofte
- pofte
- poften
- poften
- poften
v.t.t.
- heb gepoft
- hebt gepoft
- heeft gepoft
- hebben gepoft
- hebben gepoft
- hebben gepoft
v.v.t.
- had gepoft
- had gepoft
- had gepoft
- hadden gepoft
- hadden gepoft
- hadden gepoft
o.t.t.t.
- zal poffen
- zult poffen
- zal poffen
- zullen poffen
- zullen poffen
- zullen poffen
o.v.t.t.
- zou poffen
- zou poffen
- zou poffen
- zouden poffen
- zouden poffen
- zouden poffen
en verder
- is gepoft
- zijn gepoft
diversen
- pof!
- poft!
- gepoft
- poffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for poffen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acheter à crédit | op krediet kopen; poffen | op afbetaling kopen |
sauter | kastanjes poffen; poffen | een sprongetje maken; geslachtsgemeenschap hebben; kletteren; neuken; over iets springen; overslaan; rammelen; springen; uiteenspatten; vozen |
Other | Related Translations | Other Translations |
sauter | laten exploderen; opblazen |