Dutch
Detailed Translations for generen from Dutch to French
generen:
-
generen (schamen)
Conjugations for generen:
o.t.t.
- geneer
- geneert
- geneert
- generen
- generen
- generen
o.v.t.
- geneerde
- geneerde
- geneerde
- geneerden
- geneerden
- geneerden
v.t.t.
- ben gegeneerd
- bent gegeneerd
- is gegeneerd
- zijn gegeneerd
- zijn gegeneerd
- zijn gegeneerd
v.v.t.
- was gegeneerd
- was gegeneerd
- was gegeneerd
- waren gegeneerd
- waren gegeneerd
- waren gegeneerd
o.t.t.t.
- zal generen
- zult generen
- zal generen
- zullen generen
- zullen generen
- zullen generen
o.v.t.t.
- zou generen
- zou generen
- zou generen
- zouden generen
- zouden generen
- zouden generen
diversen
- geneer!
- geneert!
- gegeneerd
- generend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for generen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gêner | generen; schamen | belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; hinderen; lastigvallen; obstructie plegen; onmogelijk maken; op zijn hart hebben; storen; tegenwerken; teisteren; verhinderen; verstoren; vertoornen |
French
Detailed Translations for generen from French to Dutch
generen: (*Using Word and Sentence Splitter)
- gène: gen
- rené: herboren
- gêne: ongemak; ongerief; overlast; hinder; obstakel; belemmering; hindernis; klip; beletsel; storing; verlegenheid; schroom; gêne; geslotenheid; schuwheid; bedeesdheid; timiditeit; gegeneerdheid; ergernis; obstructie; verstopping in het lichaam
- gêné: verlegen; schuchter; timide; bedeesd; bleu; beschroomd; schroomvallig; ongemakkelijk; oncomfortabel; ongerieflijk; gegeneerd; onthand; krap bij kas
- gêner: storen; hinderen; onmogelijk maken; schamen; generen; verhinderen; belemmeren; beletten; lastigvallen; verstoren; tegenwerken; teisteren; dwarsbomen; dwarszitten; dwarsliggen; vertoornen; op zijn hart hebben; obstructie plegen