Summary
Dutch to French: more detail...
- wantrouwen:
-
Wiktionary:
- wantrouwen → méfiance
- wantrouwen → se méfier de
-
User Contributed Translations for wantrouwen:
- méfier, mefier, se méfier
Dutch
Detailed Translations for wantrouwen from Dutch to French
wantrouwen:
-
het wantrouwen
-
wantrouwen
Conjugations for wantrouwen:
o.t.t.
- wantrouw
- wantrouwt
- wantrouwt
- wantrouwen
- wantrouwen
- wantrouwen
o.v.t.
- wantrouwde
- wantrouwde
- wantrouwde
- wantrouwden
- wantrouwden
- wantrouwden
v.t.t.
- heb gewantrouwd
- hebt gewantrouwd
- heeft gewantrouwd
- hebben gewantrouwd
- hebben gewantrouwd
- hebben gewantrouwd
v.v.t.
- had gewantrouwd
- had gewantrouwd
- had gewantrouwd
- hadden gewantrouwd
- hadden gewantrouwd
- hadden gewantrouwd
o.t.t.t.
- zal wantrouwen
- zult wantrouwen
- zal wantrouwen
- zullen wantrouwen
- zullen wantrouwen
- zullen wantrouwen
o.v.t.t.
- zou wantrouwen
- zou wantrouwen
- zou wantrouwen
- zouden wantrouwen
- zouden wantrouwen
- zouden wantrouwen
diversen
- wantrouw!
- wantrouwt!
- gewantrouwd
- wantrouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wantrouwen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
défiance | wantrouwen | achterdocht; argwaan; deficit; tekort |
méfiance | wantrouwen | achterdocht; argwaan |
soupçon | wantrouwen | beschuldiging; glimp; scheutje; verdenking; vermoeden; veronderstelling; vleugje; voorgevoel; zier |
Verb | Related Translations | Other Translations |
se défier de | wantrouwen | |
se méfier de | wantrouwen | hoeden voor; opletten |
Wiktionary Translations for wantrouwen:
wantrouwen
Cross Translation:
noun
-
disposition à se méfier, à soupçonner, crainte habituelle d’tromper.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wantrouwen | → se méfier de | ↔ misstrauen — zu einem Menschen oder einer Sache kein Vertrauen haben |