Dutch

Detailed Translations for praktijk from Dutch to French

praktijk:

praktijk [de ~] noun

  1. de praktijk (routine; ervaring)
    l'expérience; la pratique; le savoir-faire; l'entraînement; l'étude; la routine; la formation; l'exercice
  2. de praktijk (artsenpraktijk)
    le cabinet de médecin; la pratique; l'entraînement; la formation; l'étude; l'exercice

Translation Matrix for praktijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
cabinet de médecin artsenpraktijk; praktijk
entraînement artsenpraktijk; ervaring; praktijk; routine africhten; africhting; bekwaming; dresseren; dressuur; drift; driftstroom; kundig maken; training
exercice artsenpraktijk; ervaring; praktijk; routine beoefening; boekjaar; fiscaal jaar; lichaamsoefening; oefening; sloepenrol; vaardigheidsoefening
expérience ervaring; praktijk; routine belevenis; beleving; bevinding; bevlogenheid; bezieling; enthousiasme; ervaring; experiment; geestdrift; inspanning; meemaken van een gebeurtenis; ondervinden; ondervinding; poging; proef; proefneming
formation artsenpraktijk; ervaring; praktijk; routine bekwaming; dresseren; dressuur; educatie; formatie; geestelijke vorming; kundig maken; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkeling; opleiding; scholing; schoolopleiding; training; vooruitgang; vorming
pratique artsenpraktijk; ervaring; praktijk; routine beoefening; uitoefening
routine ervaring; praktijk; routine sleur
savoir-faire ervaring; praktijk; routine behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; foefje; handigheid; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; specialistische kennis; ter zake kundigheid; toer; truc; vaardigheid; vakkundigheid
étude artsenpraktijk; ervaring; praktijk; routine bestudering; cursus; kursus; leergang; proef; studie; test
ModifierRelated TranslationsOther Translations
pratique aangewend; bruikbaar; eenvoudig; gemakkelijk; in de praktijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; nuttig; practisch; praktisch; simpel; toegepast; voordelig

Related Words for "praktijk":

  • praktijken

Related Definitions for "praktijk":

  1. het doen, het uitoefenen1
    • het idee is mooi, maar werkt het ook in de praktijk?1
  2. nare manier van doen1
    • ik ben niet gediend van die praktijken1
  3. werkkring van dokter of advocaat1
    • de dokter heeft een nieuwe praktijk geopend1

Wiktionary Translations for praktijk:

praktijk
noun
  1. hoe dingen werkelijk gaan, soms in tegenstelling tot hoe zaken in theorie zouden moeten functioneren
  2. gewoonte(n), manier van doen
praktijk
noun
  1. (term, Art ou science) application, usage des règles et des principes, par opposition à théorie, qui en est la connaissance raisonner.

Cross Translation:
FromToVia
praktijk cabinet; consultation Praxis — Geschäftsräume eines Arztes oder Juristen
praktijk pratique Praxisnur Singular: die tatsächliche Ausübung
praktijk consultations Praxisumgangssprachlich, nur Singular: Geschäftszeiten eines Arztes oder Juristen
praktijk pratique practice — customary action, habit, or behavior

Related Translations for praktijk