Dutch
Detailed Translations for schooier from Dutch to French
schooier:
-
de schooier (sloeber)
Translation Matrix for schooier:
Noun | Related Translations | Other Translations |
clochard | schooier; sloeber | landloper; smeerlap; vagebond; viezerik; zwerver; zwijn |
mendiant | schooier; sloeber | bedelaar |
Related Words for "schooier":
schooieren:
-
schooieren
Conjugations for schooieren:
o.t.t.
- schooier
- schooiert
- schooiert
- schooieren
- schooieren
- schooieren
o.v.t.
- schooierde
- schooierde
- schooierde
- schooierden
- schooierden
- schooierden
v.t.t.
- heb geschooierd
- hebt geschooierd
- heeft geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
- hebben geschooierd
v.v.t.
- had geschooierd
- had geschooierd
- had geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
- hadden geschooierd
o.t.t.t.
- zal schooieren
- zult schooieren
- zal schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
- zullen schooieren
o.v.t.t.
- zou schooieren
- zou schooieren
- zou schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
- zouden schooieren
en verder
- ben geschooierd
- bent geschooierd
- is geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
- zijn geschooierd
diversen
- schooier!
- schooiert!
- geschooierd
- schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schooieren
Translation Matrix for schooieren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acte de mendier | schooieren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
mendier | schooieren | afbedelen; bedelen; klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren; schooien |