Summary
Dutch
Detailed Translations for balk from Dutch to French
balk:
Translation Matrix for balk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
poutre | balk | dakbint; dakspant; draagbalk; latei; ligger; schraagbalk; spant; steunbalk; stutbalk |
Related Words for "balk":
Wiktionary Translations for balk:
balk
Cross Translation:
noun
balk
-
(geometrie) een veelvlak met 6 rechthoekige zijvlakken, 8 hoekpunten en 12 ribben
- balk → cuboïde
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• balk | → madrier | ↔ beam — large piece of timber or iron |
• balk | → poutre | ↔ beam — principal horizontal beam in a building |
• balk | → ligature; lien | ↔ beam — connector of notes |
• balk | → portée | ↔ staff — series of horizontal lines |
• balk | → portée | ↔ stave — parallel lines to write music on |
• balk | → parallélépipède rectangle | ↔ Quader — Geometrie: spezieller von ebenen Flächen begrenzen Raumkörper mit 8 rechtwinkligen Ecken, 6 rechteckigen Seiten und 12 Kanten, von denen jeweils vier gleichlang und parallel zueinander sind |
balken:
-
balken
braire; mugir-
braire verb (brais, brait, brayons, brayez, braient, brayais, brayait, brayions, brayiez, brayaient, brairai, brairas, braira, brairons, brairez, brairont)
-
mugir verb (mugis, mugit, mugissons, mugissez, mugissent, mugissais, mugissait, mugissions, mugissiez, mugissaient, mugîmes, mugîtes, mugirent, mugirai, mugiras, mugira, mugirons, mugirez, mugiront)
-
Conjugations for balken:
o.t.t.
- balk
- balkt
- balkt
- balken
- balken
- balken
o.v.t.
- balkde
- balkde
- balkde
- balkden
- balkden
- balkden
v.t.t.
- heb gebalkt
- hebt gebalkt
- heeft gebalkt
- hebben gebalkt
- hebben gebalkt
- hebben gebalkt
v.v.t.
- had gebalkt
- had gebalkt
- had gebalkt
- hadden gebalkt
- hadden gebalkt
- hadden gebalkt
o.t.t.t.
- zal balken
- zult balken
- zal balken
- zullen balken
- zullen balken
- zullen balken
o.v.t.t.
- zou balken
- zou balken
- zou balken
- zouden balken
- zouden balken
- zouden balken
diversen
- balk!
- balkt!
- gebalkt
- balkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de balken (dwarsbalken; binten)
-
de balken (leggers)
Translation Matrix for balken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chevrons | balken; binten; dwarsbalken | dakbinten; dakspanten; spanten |
combles | balken; binten; dwarsbalken | dakbinten; dakspanten; spanten |
poutres | balken; binten; dwarsbalken; leggers | |
traverses | balken; binten; dwarsbalken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
braire | balken | gillen; krijsen; schreeuwen |
mugir | balken | brullen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; loeien; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen |