Dutch
Detailed Translations for aanbrand from Dutch to French
aanbranden:
-
aanbranden
brûler; coller; cramer-
brûler verb (brûle, brûles, brûlons, brûlez, brûlent, brûlais, brûlait, brûlions, brûliez, brûlaient, brûlai, brûlas, brûla, brûlâmes, brûlâtes, brûlèrent, brûlerai, brûleras, brûlera, brûlerons, brûlerez, brûleront)
-
coller verb (colle, colles, collons, collez, collent, collais, collait, collions, colliez, collaient, collai, collas, colla, collâmes, collâtes, collèrent, collerai, colleras, collera, collerons, collerez, colleront)
-
cramer verb (crame, crames, cramons, cramez, crament, cramais, cramait, cramions, cramiez, cramaient, cramai, cramas, crama, cramâmes, cramâtes, cramèrent, cramerai, crameras, cramera, cramerons, cramerez, crameront)
-
Conjugations for aanbranden:
o.t.t.
- brand aan
- brandt aan
- brandt aan
- branden aan
- branden aan
- branden aan
o.v.t.
- brandde aan
- brandde aan
- brandde aan
- brandden aan
- brandden aan
- brandden aan
v.t.t.
- ben aangebrand
- bent aangebrand
- is aangebrand
- zijn aangebrand
- zijn aangebrand
- zijn aangebrand
v.v.t.
- was aangebrand
- was aangebrand
- was aangebrand
- waren aangebrand
- waren aangebrand
- waren aangebrand
o.t.t.t.
- zal aanbranden
- zult aanbranden
- zal aanbranden
- zullen aanbranden
- zullen aanbranden
- zullen aanbranden
o.v.t.t.
- zou aanbranden
- zou aanbranden
- zou aanbranden
- zouden aanbranden
- zouden aanbranden
- zouden aanbranden
diversen
- brand aan!
- brandt aan!
- aangebrand
- aanbrandende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanbranden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brûler | verbranden | |
coller | aanlijmen; aanplakken; lijmen; vastlijmen; vastplakken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brûler | aanbranden | aanmaken; blakeren; branden; brandmerken; cremeren; inbranden; laaien; licht aansteken; markeren; ontsteken; opbranden; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; schroeien; uitbranden; van stigma's voorzien; verassen; verbranden; verschroeien; verzengen; zengen |
coller | aanbranden | aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aan elkaar plakken; aanbakken; aandrukken; aaneen plakken; aaneenplakken; aankleven; aanlijmen; bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; iets vastkleven; inplakken; kitten; kleven; klitten; lijmen; opplakken; plakken; samenplakken; vastdrukken; vasthechten; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastmaken; vastplakken; vastzetten |
cramer | aanbranden |
Related Definitions for "aanbranden":
Wiktionary Translations for aanbranden:
aanbranden
verb
-
fixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.
External Machine Translations: