Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanstellen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aangesteld from Dutch to French

aanstellen:

aanstellen verb (stel aan, stelt aan, stelde aan, stelden aan, aangesteld)

  1. aanstellen (benoemen; installeren)
    désigner; nommer
    • désigner verb (désigne, désignes, désignons, désignez, )
    • nommer verb (nomme, nommes, nommons, nommez, )

Conjugations for aanstellen:

o.t.t.
  1. stel aan
  2. stelt aan
  3. stelt aan
  4. stellen aan
  5. stellen aan
  6. stellen aan
o.v.t.
  1. stelde aan
  2. stelde aan
  3. stelde aan
  4. stelden aan
  5. stelden aan
  6. stelden aan
v.t.t.
  1. heb aangesteld
  2. hebt aangesteld
  3. heeft aangesteld
  4. hebben aangesteld
  5. hebben aangesteld
  6. hebben aangesteld
v.v.t.
  1. had aangesteld
  2. had aangesteld
  3. had aangesteld
  4. hadden aangesteld
  5. hadden aangesteld
  6. hadden aangesteld
o.t.t.t.
  1. zal aanstellen
  2. zult aanstellen
  3. zal aanstellen
  4. zullen aanstellen
  5. zullen aanstellen
  6. zullen aanstellen
o.v.t.t.
  1. zou aanstellen
  2. zou aanstellen
  3. zou aanstellen
  4. zouden aanstellen
  5. zouden aanstellen
  6. zouden aanstellen
diversen
  1. stel aan!
  2. stelt aan!
  3. aangesteld
  4. aanstellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
désigner aanstellen; benoemen; installeren aanduiden; aangeven; iets aanwijzen; indiceren; nader omschrijven; preciseren; wijzen
nommer aanstellen; benoemen; installeren aanbevelen; aannemen; aanraden; aantrekken; benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; erbij zeggen; iemand recommanderen; in dienst nemen; in functie aanstellen; inhuren; met name noemen; noemen; nomineren; opnoemen; opsommen; vermelden; vernoemen; voordragen

Wiktionary Translations for aanstellen:


Cross Translation:
FromToVia
aanstellen embaucher; engager; recruter; employer hire — to employ
aanstellen nommer name — to designate for a role