Dutch
Detailed Translations for aankijk from Dutch to French
aankijken:
-
aankijken (aanzien; aanblikken)
regarder; jeter les yeux sur; jeter un regard; jeter un coup d'oeil sur-
regarder verb (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
jeter les yeux sur verb
-
jeter un regard verb
-
-
aankijken (gadeslaan; bekijken; toeschouwen)
examiner; considérer; fixer; observer; surveiller; voir; regarder-
examiner verb (examine, examines, examinons, examinez, examinent, examinais, examinait, examinions, examiniez, examinaient, examinai, examinas, examina, examinâmes, examinâtes, examinèrent, examinerai, examineras, examinera, examinerons, examinerez, examineront)
-
considérer verb (considère, considères, considérons, considérez, considèrent, considérais, considérait, considérions, considériez, considéraient, considérai, considéras, considéra, considérâmes, considérâtes, considérèrent, considérerai, considéreras, considérera, considérerons, considérerez, considéreront)
-
fixer verb (fixe, fixes, fixons, fixez, fixent, fixais, fixait, fixions, fixiez, fixaient, fixai, fixas, fixa, fixâmes, fixâtes, fixèrent, fixerai, fixeras, fixera, fixerons, fixerez, fixeront)
-
observer verb (observe, observes, observons, observez, observent, observais, observait, observions, observiez, observaient, observai, observas, observa, observâmes, observâtes, observèrent, observerai, observeras, observera, observerons, observerez, observeront)
-
surveiller verb (surveille, surveilles, surveillons, surveillez, surveillent, surveillais, surveillait, surveillions, surveilliez, surveillaient, surveillai, surveillas, surveilla, surveillâmes, surveillâtes, surveillèrent, surveillerai, surveilleras, surveillera, surveillerons, surveillerez, surveilleront)
-
voir verb (vois, voit, voyons, voyez, voient, voyais, voyait, voyions, voyiez, voyaient, vis, vit, vîmes, vîtes, virent, verrai, verras, verra, verrons, verrez, verront)
-
regarder verb (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
Conjugations for aankijken:
o.t.t.
- kijk aan
- kijkt aan
- kijkt aan
- kijken aan
- kijken aan
- kijken aan
o.v.t.
- keek aan
- keek aan
- keek aan
- keken aan
- keken aan
- keken aan
v.t.t.
- heb aangekeken
- hebt aangekeken
- heeft aangekeken
- hebben aangekeken
- hebben aangekeken
- hebben aangekeken
v.v.t.
- had aangekeken
- had aangekeken
- had aangekeken
- hadden aangekeken
- hadden aangekeken
- hadden aangekeken
o.t.t.t.
- zal aankijken
- zult aankijken
- zal aankijken
- zullen aankijken
- zullen aankijken
- zullen aankijken
o.v.t.t.
- zou aankijken
- zou aankijken
- zou aankijken
- zouden aankijken
- zouden aankijken
- zouden aankijken
diversen
- kijk aan!
- kijkt aan!
- aangekeken
- aankijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aankijken (in de ogen kijken; aanschouwen)