Summary
Dutch to French: more detail...
- afdruk:
- afdrukken:
-
Wiktionary:
- afdruk → empreinte, impression, épreuve
- afdruk → impression, empreinte
- afdrukken → imprimer, copier, estampiller
- afdrukken → imprimer
Dutch
Detailed Translations for afdruk from Dutch to French
afdruk:
-
de afdruk (print)
Translation Matrix for afdruk:
Related Words for "afdruk":
Wiktionary Translations for afdruk:
afdruk
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afdruk | → impression | ↔ Druck — nur Plural 2: Ergebnis des Reproduktionsverfahrens [2] |
• afdruk | → impression | ↔ Druck — kein Plural: Reproduktionsverfahren |
• afdruk | → empreinte | ↔ print — visible impression |
afdruk form of afdrukken:
-
het afdrukken (drukken)
-
afdrukken (trekker overhalen; vuren)
Conjugations for afdrukken:
o.t.t.
- druk af
- drukt af
- drukt af
- drukken af
- drukken af
- drukken af
o.v.t.
- drukte af
- drukte af
- drukte af
- drukten af
- drukten af
- drukten af
v.t.t.
- heb afgedrukt
- hebt afgedrukt
- heeft afgedrukt
- hebben afgedrukt
- hebben afgedrukt
- hebben afgedrukt
v.v.t.
- had afgedrukt
- had afgedrukt
- had afgedrukt
- hadden afgedrukt
- hadden afgedrukt
- hadden afgedrukt
o.t.t.t.
- zal afdrukken
- zult afdrukken
- zal afdrukken
- zullen afdrukken
- zullen afdrukken
- zullen afdrukken
o.v.t.t.
- zou afdrukken
- zou afdrukken
- zou afdrukken
- zouden afdrukken
- zouden afdrukken
- zouden afdrukken
diversen
- druk af!
- drukt af!
- afgedrukt
- afdrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for afdrukken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
action d'imprimer | afdrukken; drukken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
appuyer sur la détente | afdrukken; trekker overhalen; vuren |
Related Words for "afdrukken":
Wiktionary Translations for afdrukken:
afdrukken
Cross Translation:
verb
afdrukken
-
(op papier) weergeven d.m.v. een printer of een drukpers
- afdrukken → imprimer
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afdrukken | → imprimer | ↔ print — to copy something on a surface, especially by machine |