Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afvangen:


Dutch

Detailed Translations for afvingen from Dutch to French

afvangen:

afvangen [znw.] noun

  1. afvangen
    l'interception

afvangen verb (vang af, vangt af, ving af, vingen af, afgevangen)

  1. afvangen (onderweg opvangen; opvangen; onderscheppen; ondervangen)
    intercepter; saisir; attraper
    • intercepter verb (intercepte, interceptes, interceptons, interceptez, )
    • saisir verb (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • attraper verb (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )

Conjugations for afvangen:

o.t.t.
  1. vang af
  2. vangt af
  3. vangt af
  4. vangen af
  5. vangen af
  6. vangen af
o.v.t.
  1. ving af
  2. ving af
  3. ving af
  4. vingen af
  5. vingen af
  6. vingen af
v.t.t.
  1. heb afgevangen
  2. hebt afgevangen
  3. heeft afgevangen
  4. hebben afgevangen
  5. hebben afgevangen
  6. hebben afgevangen
v.v.t.
  1. had afgevangen
  2. had afgevangen
  3. had afgevangen
  4. hadden afgevangen
  5. hadden afgevangen
  6. hadden afgevangen
o.t.t.t.
  1. zal afvangen
  2. zult afvangen
  3. zal afvangen
  4. zullen afvangen
  5. zullen afvangen
  6. zullen afvangen
o.v.t.t.
  1. zou afvangen
  2. zou afvangen
  3. zou afvangen
  4. zouden afvangen
  5. zouden afvangen
  6. zouden afvangen
diversen
  1. vang af!
  2. vangt af!
  3. afgevangen
  4. afvangende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afvangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
interception afvangen onderschepping; vangst
VerbRelated TranslationsOther Translations
attraper afvangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen aanhouden; aanklampen; aanpakken; arresteren; beet nemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; betrappen; buitmaken; foppen; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; in de maling nemen; in hechtenis nemen; inrekenen; jatten; klauwen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; oppakken; pakken; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; te pakken nemen; tepakkenkrijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken; voor de gek houden; wegkapen
intercepter afvangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen
saisir afvangen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; opvangen aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; in hechtenis nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klauwen; klemmen; kluisteren; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderkennen; oppakken; opvangen; pakken; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; verstrikken; wat neervalt opvangen; zich bedienen