Dutch
Detailed Translations for beschenken from Dutch to French
beschenken:
-
beschenken (begiftigen; bedelen)
douer; gratifier; doter de; assister-
douer verb
-
gratifier verb (gratifie, gratifies, gratifions, gratifiez, gratifient, gratifiais, gratifiait, gratifiions, gratifiiez, gratifiaient, gratifiai, gratifias, gratifia, gratifiâmes, gratifiâtes, gratifièrent, gratifierai, gratifieras, gratifiera, gratifierons, gratifierez, gratifieront)
-
doter de verb
-
assister verb (assiste, assistes, assistons, assistez, assistent, assistais, assistait, assistions, assistiez, assistaient, assistai, assistas, assista, assistâmes, assistâtes, assistèrent, assisterai, assisteras, assistera, assisterons, assisterez, assisteront)
-
Conjugations for beschenken:
o.t.t.
- beschenk
- beschenkt
- beschenkt
- beschenken
- beschenken
- beschenken
o.v.t.
- beschonk
- beschonk
- beschonk
- beschonken
- beschonken
- beschonken
v.t.t.
- heb beschonken
- hebt beschonken
- heeft beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
v.v.t.
- had beschonken
- had beschonken
- had beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
o.t.t.t.
- zal beschenken
- zult beschenken
- zal beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
o.v.t.t.
- zou beschenken
- zou beschenken
- zou beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
diversen
- beschenk!
- beschenkt!
- beschonken
- beschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for beschenken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
assister | bedelen; begiftigen; beschenken | assisteren; behulpzaam zijn; bijspringen; bijstaan; doorhelpen; gedienstig zijn; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen |
doter de | bedelen; begiftigen; beschenken | |
douer | bedelen; begiftigen; beschenken | |
gratifier | bedelen; begiftigen; beschenken | begunstigen; bevoordelen; doneren; geven; schenken; voorschuiven; voortrekken |