Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bijspijkeren:


Dutch

Detailed Translations for bijspijkeren from Dutch to French

bijspijkeren:

bijspijkeren verb (spijker bij, spijkert bij, spijkerde bij, spijkerden bij, bijgespijkerd)

  1. bijspijkeren (goedmaken; inhalen)
    faire rattraper; compenser; faire récupérer; réparer
    • compenser verb (compense, compenses, compensons, compensez, )
    • réparer verb (répare, répares, réparons, réparez, )

Conjugations for bijspijkeren:

o.t.t.
  1. spijker bij
  2. spijkert bij
  3. spijkert bij
  4. spijkeren bij
  5. spijkeren bij
  6. spijkeren bij
o.v.t.
  1. spijkerde bij
  2. spijkerde bij
  3. spijkerde bij
  4. spijkerden bij
  5. spijkerden bij
  6. spijkerden bij
v.t.t.
  1. heb bijgespijkerd
  2. hebt bijgespijkerd
  3. heeft bijgespijkerd
  4. hebben bijgespijkerd
  5. hebben bijgespijkerd
  6. hebben bijgespijkerd
v.v.t.
  1. had bijgespijkerd
  2. had bijgespijkerd
  3. had bijgespijkerd
  4. hadden bijgespijkerd
  5. hadden bijgespijkerd
  6. hadden bijgespijkerd
o.t.t.t.
  1. zal bijspijkeren
  2. zult bijspijkeren
  3. zal bijspijkeren
  4. zullen bijspijkeren
  5. zullen bijspijkeren
  6. zullen bijspijkeren
o.v.t.t.
  1. zou bijspijkeren
  2. zou bijspijkeren
  3. zou bijspijkeren
  4. zouden bijspijkeren
  5. zouden bijspijkeren
  6. zouden bijspijkeren
diversen
  1. spijker bij!
  2. spijkert bij!
  3. bijgespijkerd
  4. bijspijkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bijspijkeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
compenser bijspijkeren; goedmaken; inhalen compenseren; goedmaken; opwegen; vergoeden; verrekenen
faire rattraper bijspijkeren; goedmaken; inhalen
faire récupérer bijspijkeren; goedmaken; inhalen
réparer bijspijkeren; goedmaken; inhalen aanpassen; bijstellen; boeten; fiksen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtstrijken; rechtzetten; repareren; vernieuwen; verstellen