Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. bleken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for blekend from Dutch to French

bleken:

bleken verb (bleek, bleekt, bleekte, bleekten, gebleekt)

  1. bleken (opbleken)
    pâlir; étioler
    • pâlir verb (pâlis, pâlit, pâlissons, pâlissez, )
    • étioler verb (étiole, étioles, étiolons, étiolez, )

Conjugations for bleken:

o.t.t.
  1. bleek
  2. bleekt
  3. bleekt
  4. bleken
  5. bleken
  6. bleken
o.v.t.
  1. bleekte
  2. bleekte
  3. bleekte
  4. bleekten
  5. bleekten
  6. bleekten
v.t.t.
  1. heb gebleekt
  2. hebt gebleekt
  3. heeft gebleekt
  4. hebben gebleekt
  5. hebben gebleekt
  6. hebben gebleekt
v.v.t.
  1. had gebleekt
  2. had gebleekt
  3. had gebleekt
  4. hadden gebleekt
  5. hadden gebleekt
  6. hadden gebleekt
o.t.t.t.
  1. zal bleken
  2. zult bleken
  3. zal bleken
  4. zullen bleken
  5. zullen bleken
  6. zullen bleken
o.v.t.t.
  1. zou bleken
  2. zou bleken
  3. zou bleken
  4. zouden bleken
  5. zouden bleken
  6. zouden bleken
en verder
  1. ben gebleekt
  2. bent gebleekt
  3. is gebleekt
  4. zijn gebleekt
  5. zijn gebleekt
  6. zijn gebleekt
diversen
  1. bleek!
  2. bleekt!
  3. gebleekt
  4. blekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bleken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pâlir bleken; opbleken bleek worden; lichter worden van kleur; oplichten; tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verflauwen; verkleuren; verschieten; verslappen; vervagen; vervalen; wit wegtrekken; wit worden
étioler bleken; opbleken

Wiktionary Translations for bleken:

bleken
verb
  1. witter of lichter doen worden
bleken
verb
  1. rendre blanc, couvrir d’une couche blanche.

Cross Translation:
FromToVia
bleken blanchir blanch — to make white
bleken blanchir bleach — to treat with bleach