Dutch
Detailed Translations for blinderen from Dutch to French
blinderen:
-
blinderen (afdekken)
couvrir; blinder; cuirasser-
couvrir verb (couvre, couvres, couvrons, couvrez, couvrent, couvrais, couvrait, couvrions, couvriez, couvraient, couvris, couvrit, couvrîmes, couvrîtes, couvrirent, couvrirai, couvriras, couvrira, couvrirons, couvrirez, couvriront)
-
blinder verb (blinde, blindes, blindons, blindez, blindent, blindais, blindait, blindions, blindiez, blindaient, blindai, blindas, blinda, blindâmes, blindâtes, blindèrent, blinderai, blinderas, blindera, blinderons, blinderez, blinderont)
-
cuirasser verb (cuirasse, cuirasses, cuirassons, cuirassez, cuirassent, cuirassais, cuirassait, cuirassions, cuirassiez, cuirassaient, cuirassai, cuirassas, cuirassa, cuirassâmes, cuirassâtes, cuirassèrent, cuirasserai, cuirasseras, cuirassera, cuirasserons, cuirasserez, cuirasseront)
-
Conjugations for blinderen:
o.t.t.
- blindeer
- blindeert
- blindeert
- blinderen
- blinderen
- blinderen
o.v.t.
- blindeerde
- blindeerde
- blindeerde
- blindeerden
- blindeerden
- blindeerden
v.t.t.
- heb geblindeerd
- hebt geblindeerd
- heeft geblindeerd
- hebben geblindeerd
- hebben geblindeerd
- hebben geblindeerd
v.v.t.
- had geblindeerd
- had geblindeerd
- had geblindeerd
- hadden geblindeerd
- hadden geblindeerd
- hadden geblindeerd
o.t.t.t.
- zal blinderen
- zult blinderen
- zal blinderen
- zullen blinderen
- zullen blinderen
- zullen blinderen
o.v.t.t.
- zou blinderen
- zou blinderen
- zou blinderen
- zouden blinderen
- zouden blinderen
- zouden blinderen
diversen
- blindeer!
- blindeert!
- geblindeerd
- blinderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for blinderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
blinder | afdekken; blinderen | bepantseren; bewapenen; harnassen; wapenen |
couvrir | afdekken; blinderen | afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; begroeien; bekleden; bemantelen; berichten; beschermen; beschutten; bestrijken; bestrooien; bezaaien; compenseren; dekken; emballeren; goedmaken; hullen; informeren; inhullen; inpakken; inwikkelen; kaften; maskeren; meedelen; melden; met gespannen voorwerp omsluiten; omhullen; omspannen; overkappen; overspannen; overtrekken; overwelven; rapporteren; stofferen; tijd in beslag nemen; van bekleding voorzien; vergoeden; verhullen; verpakken; verslag uitbrengen; versluieren |
cuirasser | afdekken; blinderen | bepantseren; harnassen |