Dutch
Detailed Translations for breder maken from Dutch to French
breder maken:
-
breder maken (verbreden)
élargir; étendre-
élargir verb (élargis, élargit, élargissons, élargissez, élargissent, élargissais, élargissait, élargissions, élargissiez, élargissaient, élargîmes, élargîtes, élargirent, élargirai, élargiras, élargira, élargirons, élargirez, élargiront)
-
étendre verb (étends, étend, étendons, étendez, étendent, étendais, étendait, étendions, étendiez, étendaient, étendis, étendit, étendîmes, étendîtes, étendirent, étendrai, étendras, étendra, étendrons, étendrez, étendront)
-
Conjugations for breder maken:
o.t.t.
- maak breder
- maakt breder
- maakt breder
- maken breder
- maken breder
- maken breder
o.v.t.
- maakte breder
- maakte breder
- maakte breder
- maakten breder
- maakten breder
- maakten breder
v.t.t.
- heb breder gemaakt
- hebt breder gemaakt
- heeft breder gemaakt
- hebben breder gemaakt
- hebben breder gemaakt
- hebben breder gemaakt
v.v.t.
- had breder gemaakt
- had breder gemaakt
- had breder gemaakt
- hadden breder gemaakt
- hadden breder gemaakt
- hadden breder gemaakt
o.t.t.t.
- zal breder maken
- zult breder maken
- zal breder maken
- zullen breder maken
- zullen breder maken
- zullen breder maken
o.v.t.t.
- zou breder maken
- zou breder maken
- zou breder maken
- zouden breder maken
- zouden breder maken
- zouden breder maken
diversen
- maak breder!
- maakt breder!
- breder gemaakt
- breder makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for breder maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
élargir | breder maken; verbreden | expanderen; openen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; verdiepen; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; wijder maken |
étendre | breder maken; verbreden | aangeven; aanreiken; expanderen; geven; klaar leggen; naar buiten hangen; ontvouwen; openen; openspreiden; openvouwen; oprekken; opspannen; reiken; rekken; rondstrooien; spannen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uithangen; uitklappen; uitrekken; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreiden; verbreider; verdeler; verdiepen; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verspreiden; verstrooien; verwijden |
External Machine Translations: