Dutch
Detailed Translations for culmineren from Dutch to French
culmineren:
-
culmineren
culminer; plafonner; atteindre son point culminant-
culminer verb (culmine, culmines, culminons, culminez, culminent, culminais, culminait, culminions, culminiez, culminaient, culminai, culminas, culmina, culminâmes, culminâtes, culminèrent, culminerai, culmineras, culminera, culminerons, culminerez, culmineront)
-
plafonner verb (plafonne, plafonnes, plafonnons, plafonnez, plafonnent, plafonnais, plafonnait, plafonnions, plafonniez, plafonnaient, plafonnai, plafonnas, plafonna, plafonnâmes, plafonnâtes, plafonnèrent, plafonnerai, plafonneras, plafonnera, plafonnerons, plafonnerez, plafonneront)
-
Conjugations for culmineren:
o.t.t.
- culimineer
- culimineert
- culimineert
- culimineren
- culimineren
- culimineren
o.v.t.
- culimineerde
- culimineerde
- culimineerde
- culimineerden
- culimineerden
- culimineerden
v.t.t.
- heb geculimineerd
- hebt geculimineerd
- heeft geculimineerd
- hebben geculimineerd
- hebben geculimineerd
- hebben geculimineerd
v.v.t.
- had geculimineerd
- had geculimineerd
- had geculimineerd
- hadden geculimineerd
- hadden geculimineerd
- hadden geculimineerd
o.t.t.t.
- zal culmineren
- zult culmineren
- zal culmineren
- zullen culmineren
- zullen culmineren
- zullen culmineren
o.v.t.t.
- zou culmineren
- zou culmineren
- zou culmineren
- zouden culmineren
- zouden culmineren
- zouden culmineren
en verder
- is geculimineerd
- zijn geculimineerd
diversen
- culimineer!
- culimineert!
- geculimineerd
- culiminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for culmineren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
atteindre son point culminant | culmineren | |
culminer | culmineren | resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in |
plafonner | culmineren |