Dutch
Detailed Translations for doorverbinden from Dutch to French
doorverbinden:
-
doorverbinden
mettre en communication; joindre; passer quelqu'un-
joindre verb (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
passer quelqu'un verb
-
doorverbinden
transférer-
transférer verb (transfère, transfères, transférons, transférez, transfèrent, transférais, transférait, transférions, transfériez, transféraient, transférai, transféras, transféra, transférâmes, transférâtes, transférèrent, transférerai, transféreras, transférera, transférerons, transférerez, transféreront)
-
-
doorverbinden
Conjugations for doorverbinden:
o.t.t.
- verbind door
- verbindt door
- verbindt door
- verbinden door
- verbinden door
- verbinden door
o.v.t.
- verbond door
- verbond door
- verbond door
- verbonden door
- verbonden door
- verbonden door
v.t.t.
- heb doorverbonden
- hebt doorverbonden
- heeft doorverbonden
- hebben doorverbonden
- hebben doorverbonden
- hebben doorverbonden
v.v.t.
- had doorverbonden
- had doorverbonden
- had doorverbonden
- hadden doorverbonden
- hadden doorverbonden
- hadden doorverbonden
o.t.t.t.
- zal doorverbinden
- zult doorverbinden
- zal doorverbinden
- zullen doorverbinden
- zullen doorverbinden
- zullen doorverbinden
o.v.t.t.
- zou doorverbinden
- zou doorverbinden
- zou doorverbinden
- zouden doorverbinden
- zouden doorverbinden
- zouden doorverbinden
en verder
- ben doorverbonden
- bent doorverbonden
- is doorverbonden
- zijn doorverbonden
- zijn doorverbonden
- zijn doorverbonden
diversen
- verbind door!
- verbindt door!
- doorverbonden
- doorverbindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
doorverbinden (oproep doorschakelen)