Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. dorst:
  2. dor:
  3. dorsen:
  4. dorsten:
  5. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dorst from Dutch to French

dorst:

dorst [de ~ (m)] noun

  1. de dorst (dorstigheid)
    la soif

Translation Matrix for dorst:

NounRelated TranslationsOther Translations
soif dorst; dorstigheid

Related Words for "dorst":

  • dorstten, dor

Related Definitions for "dorst":

  1. behoefte om iets te drinken1
    • als het warm is heb je gauw dorst1

Wiktionary Translations for dorst:

dorst
noun
  1. behoefte aan water.
dorst
noun
  1. Désir, envie, besoin de boire.

Cross Translation:
FromToVia
dorst soif Durst — (heftiges) Verlangen zu trinken
dorst soif Durstim übertragenen Sinn: heftiges Verlangen nach etwas haben
dorst soif thirst — dryness

dorst form of dor:


Translation Matrix for dor:

NounRelated TranslationsOther Translations
inférieur inferieur; mindere; onderdanige; ondergeschikte
sec droge
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aride dor; droog; schraal; verdord bar; droog; infertiel; kaal; onbegroeid; ongastvrij; onherbergzaam; onvruchtbaar; regenarm; ruig; schraal; schriel; steriel; verdord; verlept; verwelkt
desséché dor; droog; verdord opgedroogd; verdord; verlept; verwelkt
frugal dor; schraal droog; eenvoudig; frugaal; infertiel; karig; krap; matig; niet overvloedig; onvruchtbaar; schraal; schriel; sober
infertile dor; droog; schraal; verdord infertiel; onvruchtbaar
inférieur dor; schraal arm; benedenste; bijkomstig; gebrekkig; incapabel; incompetent; inferieur; laagstaand; laagste; minderwaardig; onbekwaam; ondergeschikt; onderhorig; ondermaats; onderste; onderworpen; ondeugdelijk; ongeschikt; slecht; tweederangs; zwak
pauvre dor; schraal arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; behoeftig; bekaaid; berooid; deerlijk; deplorabel; droog; ellendig; er bekaaid afkomen; flodderig; haveloos; hokkerig; inferieur; karig; kommerlijk; luizig; mager; meelijwekkend; minderwaardig; minvermogend; miserabel; noodlijdend; onbemiddeld; ondermaats; ondeugdelijk; ongegoed; onvermogend; pover; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slecht; tweederangs; verlopen; zwak
rêche dor; schraal barbaars; beestachtig; bruut; hobbelig; infertiel; inhumaan; monsterlijk; oneffen; ongelijkmatig; ongetemd; onmenselijk; onvruchtbaar; ruig; ruw; wild; woest; wreed
sec dor; droog; verdord bar; bits; droge; droog; droogjes; kattig; onbegroeid; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onvriendelijk; pezig; pinnig; regenarm; schraal; schriel; sec; snauwerig; snibbig; spinnig; verdord; verlept; verwelkt; vinnig; zenig
stérile dor; droog; schraal; verdord bacteriënvrij; infertiel; kiemvrij; onvruchtbaar; vrij van ziektekiemen
subalterne dor; schraal afhankelijk; arm; bijkomstig; inferieur; minderwaardig; ondergeschikt; onderhorig; ondermaats; onderworpen; ondeugdelijk; onzelfstandig; slecht; subaltern; tweederangs; zwak

Related Words for "dor":


dorst form of dorsen:

dorsen verb (dors, dorst, dorste, dorsten, gedorst)

  1. dorsen

Conjugations for dorsen:

o.t.t.
  1. dors
  2. dorst
  3. dorst
  4. dorsen
  5. dorsen
  6. dorsen
o.v.t.
  1. dorste
  2. dorste
  3. dorste
  4. dorsten
  5. dorsten
  6. dorsten
v.t.t.
  1. heb gedorst
  2. hebt gedorst
  3. heeft gedorst
  4. hebben gedorst
  5. hebben gedorst
  6. hebben gedorst
v.v.t.
  1. had gedorst
  2. had gedorst
  3. had gedorst
  4. hadden gedorst
  5. hadden gedorst
  6. hadden gedorst
o.t.t.t.
  1. zal dorsen
  2. zult dorsen
  3. zal dorsen
  4. zullen dorsen
  5. zullen dorsen
  6. zullen dorsen
o.v.t.t.
  1. zou dorsen
  2. zou dorsen
  3. zou dorsen
  4. zouden dorsen
  5. zouden dorsen
  6. zouden dorsen
diversen
  1. dors!
  2. dorst!
  3. gedorst
  4. dorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dorsen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
battre le blé dorsen

Wiktionary Translations for dorsen:

dorsen
Cross Translation:
FromToVia
dorsen battre dreschen — (transitiv) Landwirtschaft: bei Getreide, Hülsenfrüchten u.dgl. die Körner vom Stroh trennen durch Trampeln, Schlagen, Walzen oder mit einer Dreschmaschine
dorsen battre thresh — to separate the grain from the straw or husks

dorsten:

dorsten verb (dorst, dorstte, dorstten, gedorst)

  1. dorsten (sterk verlangen naar)

Conjugations for dorsten:

o.t.t.
  1. dorst
  2. dorst
  3. dorst
  4. dorsten
  5. dorsten
  6. dorsten
o.v.t.
  1. dorstte
  2. dorstte
  3. dorstte
  4. dorstten
  5. dorstten
  6. dorstten
v.t.t.
  1. heb gedorst
  2. hebt gedorst
  3. heeft gedorst
  4. hebben gedorst
  5. hebben gedorst
  6. hebben gedorst
v.v.t.
  1. had gedorst
  2. had gedorst
  3. had gedorst
  4. hadden gedorst
  5. hadden gedorst
  6. hadden gedorst
o.t.t.t.
  1. zal dorsten
  2. zult dorsten
  3. zal dorsten
  4. zullen dorsten
  5. zullen dorsten
  6. zullen dorsten
o.v.t.t.
  1. zou dorsten
  2. zou dorsten
  3. zou dorsten
  4. zouden dorsten
  5. zouden dorsten
  6. zouden dorsten
diversen
  1. dorst!
  2. dorst!
  3. gedorst
  4. dorstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dorsten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir soif dorsten; sterk verlangen naar dorst hebben

Related Translations for dorst