Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. duiden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for duid from Dutch to French

duiden:

duiden verb (duid, duidt, duidde, duidden, geduid)

  1. duiden
    suggérer; faire allusion
    • suggérer verb (suggère, suggères, suggérons, suggérez, )

Conjugations for duiden:

o.t.t.
  1. duid
  2. duidt
  3. duidt
  4. duiden
  5. duiden
  6. duiden
o.v.t.
  1. duidde
  2. duidde
  3. duidde
  4. duidden
  5. duidden
  6. duidden
v.t.t.
  1. heb geduid
  2. hebt geduid
  3. heeft geduid
  4. hebben geduid
  5. hebben geduid
  6. hebben geduid
v.v.t.
  1. had geduid
  2. had geduid
  3. had geduid
  4. hadden geduid
  5. hadden geduid
  6. hadden geduid
o.t.t.t.
  1. zal duiden
  2. zult duiden
  3. zal duiden
  4. zullen duiden
  5. zullen duiden
  6. zullen duiden
o.v.t.t.
  1. zou duiden
  2. zou duiden
  3. zou duiden
  4. zouden duiden
  5. zouden duiden
  6. zouden duiden
diversen
  1. duid!
  2. duidt!
  3. geduid
  4. duidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for duiden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire allusion duiden toespelen; zinspelen
suggérer duiden adviseren; dicteren; iets aanraden; inboezemen; ingeven; inspireren; naar voren brengen; opperen; raden; suggereren; ter overweging geven; voorleggen

Wiktionary Translations for duiden:


Cross Translation:
FromToVia
duiden interpréter render — To interpret

External Machine Translations: