Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. facet:


Dutch

Detailed Translations for facet from Dutch to French

facet:

facet [het ~] noun

  1. het facet (opzicht; aspect)
    l'aspect; la facette; le point de vue; l'égard; l'angle; l'optique

Translation Matrix for facet:

NounRelated TranslationsOther Translations
angle aspect; facet; opzicht benadering; benaderingswijze; gezichtshoek; gezichtspunt; hoek; invalshoek; oogpunt; optiek; perspectief; standpunt; zienswijs
aspect aspect; facet; opzicht aanblik; aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; schim; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
facette aspect; facet; opzicht
optique aspect; facet; opzicht benadering; benaderingswijze; bewering; denkbeeld; gezichtshoek; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kans; kijk; kijkkast; lezing; mening; oogpunt; oordeel; opinie; optica; optiek; opvatting; perspectief; positie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; toekomst; visie; vooruitzicht; zienswijs; zienswijze
point de vue aspect; facet; opzicht begrip; benadering; benaderingswijze; benul; beschouwing; bewering; denkbeeld; gezichtshoek; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kans; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; optiek; opvatting; perspectief; positie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema; toekomst; uitzichtpunt; visie; vooruitzicht; zienswijs; zienswijze
égard aspect; facet; opzicht aanbidden; achting; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; hoogachting; ontzag; ontzien; respect; verering; verheerlijking; verheffen; waardering
ModifierRelated TranslationsOther Translations
optique optisch

Related Words for "facet":

  • facetten