Dutch

Detailed Translations for geland from Dutch to French

landen:

landen [de ~] noun, plural

  1. de landen
    le pays; la nations

landen verb (land, landt, landde, landden, geland)

  1. landen (aankomen op vliegveld)
    atterrir; arriver à l'aéroport
    • atterrir verb (atterris, atterrit, atterrissons, atterrissez, )
  2. landen (terechtkomen; neerkomen; op de grond komen)
    se retrouver; aterrir dans; se poser; arriver dans; descendre; tomber; échouer; se poser à terre
    • se poser verb
    • descendre verb (descends, descend, descendons, descendez, )
    • tomber verb (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • échouer verb (échoue, échoues, échouons, échouez, )
  3. landen (neerdalen; afdalen; neerkomen; )
    descendre pour atterrir; atterrir; tomber; glisser
    • atterrir verb (atterris, atterrit, atterrissons, atterrissez, )
    • tomber verb (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • glisser verb (glisse, glisses, glissons, glissez, )

Conjugations for landen:

o.t.t.
  1. land
  2. landt
  3. landt
  4. landen
  5. landen
  6. landen
o.v.t.
  1. landde
  2. landde
  3. landde
  4. landden
  5. landden
  6. landden
v.t.t.
  1. ben geland
  2. bent geland
  3. is geland
  4. zijn geland
  5. zijn geland
  6. zijn geland
v.v.t.
  1. was geland
  2. was geland
  3. was geland
  4. waren geland
  5. waren geland
  6. waren geland
o.t.t.t.
  1. zal landen
  2. zult landen
  3. zal landen
  4. zullen landen
  5. zullen landen
  6. zullen landen
o.v.t.t.
  1. zou landen
  2. zou landen
  3. zou landen
  4. zouden landen
  5. zouden landen
  6. zouden landen
diversen
  1. land!
  2. landt!
  3. geland
  4. landend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for landen:

NounRelated TranslationsOther Translations
nations landen naties; volken; volkeren
pays landen
VerbRelated TranslationsOther Translations
arriver dans landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
arriver à l'aéroport aankomen op vliegveld; landen
aterrir dans landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
atterrir aankomen op vliegveld; afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen aflopen; raken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
descendre landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen afdalen; afklimmen; afkomen; aflopen; afmaken; afrijden; afstappen; afstijgen; afzetten; dalen; doden; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; eraf klimmen; eraf rijden; erafklimmen; executeren; inkrimpen; kleiner worden; lager worden; laten uitstappen; liquideren; naar beneden brengen; naar beneden dragen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; naar beneden rijden; naar beneden tillen; naarbeneden glijden; neer laten zakken; neerbrengen; neergaan; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; omlaag gaan; omlaag klauteren; omlaagbrengen; omlaagdragen; omlaaggaan; omlaagklauteren; omlaagrijden; omlaagstappen; omlaagtillen; overhoopschieten; schieten op; slinken; van kant maken; vergaan; verlopen; vermoorden; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
descendre pour atterrir afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen
glisser afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; naar beneden glijden; omlaag glijden; onderuitgaan; roetsjen; slippen; snel bewegen; toestoppen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten
se poser landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
se poser à terre landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
se retrouver landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen aflopen; belanden; geraken; raken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voorbijgaan
tomber afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen; op de grond komen; terechtkomen afhangen; buitelen; doen neerstorten; duikelen; eraf vallen; flikkeren; hangen; kelderen; kiepen; kieperen; naar beneden donderen; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerstorten; omlaagstorten; omlaagvallen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; tuimelen; vallen; zakken
échouer landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen afgaan; begeven; falen; flippen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; stranden; ten val komen; vallen; verkeerd lopen

Related Words for "landen":


Wiktionary Translations for landen:

landen
verb
  1. vanuit de zee, de lucht of de ruimte voet op vaste bodem zetten
landen
Cross Translation:
FromToVia
landen atterrir; se poser land — to descend to a surface, especially from the air
landen poser land — to bring to land