Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gewinnen:
  2. gewin:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gewinnen from Dutch to French

gewinnen:

gewinnen verb

  1. gewinnen
    gagner
    • gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )

Translation Matrix for gewinnen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gagner gewinnen behalen; bekruipen; besparen; binnenbrengen; binnenhalen; de overwinning behalen; eigen maken; geld besparen; halen; het gevoel krijgen; iets bemachtigen; kopen; matigen; minder gebruiken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; overwinnen; pakken; te boven komen; te pakken krijgen; verdienen; verkrijgen; verslaan; verwerven; winnen; zegevieren; zich meester maken van

Related Words for "gewinnen":


gewinnen form of gewin:

gewin [het ~] noun

  1. het gewin (profijt; baat; winst)
    le bénéfice; le profit; le gain; l'avantage

Translation Matrix for gewin:

NounRelated TranslationsOther Translations
avantage baat; gewin; profijt; winst bruikbaarheid; doel; inpasbaarheid; nut; nuttigheid; oogst; opbrengst; overhand; pluspunt; product; rendement; uitkomst; vergoeding; voordeeltje; voortbrengsel; waarde; zin
bénéfice baat; gewin; profijt; winst begunstiging; nut; oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel; waarde; winst
gain baat; gewin; profijt; winst nut; oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel; waarde
profit baat; gewin; profijt; winst benutting; bruikbaarheid; inpasbaarheid; nut; nuttigheid; oogst; opbrengst; product; rendement; uitkomst; voortbrengsel; waarde; winst

Related Words for "gewin":


Wiktionary Translations for gewin:

gewin
noun
  1. Utilité, profit, faveur, bénéfice.
  2. commerce|fr gain, profit.
  3. profit plus ou moins licite que l'on rechercher dans une entreprise.

Cross Translation:
FromToVia
gewin gain; profit lucre — profit