Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. grasduinen:


Dutch

Detailed Translations for grasduinen from Dutch to French

grasduinen:

grasduinen verb (grasduin, grasduint, grasduinde, grasduinden, gegrasduind)

  1. grasduinen
    fouiller; fourrer le nez dans
    • fouiller verb (fouille, fouilles, fouillons, fouillez, )

Conjugations for grasduinen:

o.t.t.
  1. grasduin
  2. grasduint
  3. grasduint
  4. grasduinen
  5. grasduinen
  6. grasduinen
o.v.t.
  1. grasduinde
  2. grasduinde
  3. grasduinde
  4. grasduinden
  5. grasduinden
  6. grasduinden
v.t.t.
  1. heb gegrasduind
  2. hebt gegrasduind
  3. heeft gegrasduind
  4. hebben gegrasduind
  5. hebben gegrasduind
  6. hebben gegrasduind
v.v.t.
  1. had gegrasduind
  2. had gegrasduind
  3. had gegrasduind
  4. hadden gegrasduind
  5. hadden gegrasduind
  6. hadden gegrasduind
o.t.t.t.
  1. zal grasduinen
  2. zult grasduinen
  3. zal grasduinen
  4. zullen grasduinen
  5. zullen grasduinen
  6. zullen grasduinen
o.v.t.t.
  1. zou grasduinen
  2. zou grasduinen
  3. zou grasduinen
  4. zouden grasduinen
  5. zouden grasduinen
  6. zouden grasduinen
diversen
  1. grasduin!
  2. grasduint!
  3. gegrasduind
  4. grasduinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for grasduinen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fouiller aftasten; afvoelen; tasten; voelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fouiller grasduinen aftasten; afvoelen; afzoeken; bevoelen; doorzoeken; fouilleren; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; naspeuring doen; neuzen; onderzoeken; rechercheren; rommelen; scharrelen van kip; snuffelen; snuffelen aan; speuren; verkennen; visiteren; woelen; wroeten; wurmen; zien te vinden; zoeken
fourrer le nez dans grasduinen naspeuring doen; neuzen; rechercheren; snuffelen; speuren