Dutch
Detailed Translations for grijns from Dutch to French
grijns:
-
de grijns (sneer; grijnslach)
-
de grijns (grimas; grijnslach)
Translation Matrix for grijns:
Noun | Related Translations | Other Translations |
grimace | grijns; grijnslach; grimas | lach; toegrijnzen |
remarque moqueuse | grijns; grijnslach; sneer | |
ricanement | grijns; grijnslach; grimas; sneer | gegiechel; gegrijns; gegrinnik; gejoel; gejubel; hoon; hoongelach; lach |
rictus | grijns; grijnslach; grimas | |
vanne | grijns; grijnslach; sneer |
Related Words for "grijns":
grijnzen:
-
grijnzen (grimassen; grijnzend lachen)
-
grijnzen (glimlachen)
-
grijnzen (vals grijnzen; sneren)
grimacer; rire sardonique-
grimacer verb (grimace, grimaces, grimaçons, grimacez, grimacent, grimaçais, grimaçait, grimacions, grimaciez, grimaçaient, grimaçai, grimaças, grimaça, grimaçâmes, grimaçâtes, grimacèrent, grimacerai, grimaceras, grimacera, grimacerons, grimacerez, grimaceront)
-
rire sardonique verb
-
Conjugations for grijnzen:
o.t.t.
- grijns
- grijnst
- grijnst
- grijnzen
- grijnzen
- grijnzen
o.v.t.
- grijnsde
- grijnsde
- grijnsde
- grijnsden
- grijnsden
- grijnsden
v.t.t.
- heb gegrijnsd
- hebt gegrijnsd
- heeft gegrijnsd
- hebben gegrijnsd
- hebben gegrijnsd
- hebben gegrijnsd
v.v.t.
- had gegrijnsd
- had gegrijnsd
- had gegrijnsd
- hadden gegrijnsd
- hadden gegrijnsd
- hadden gegrijnsd
o.t.t.t.
- zal grijnzen
- zult grijnzen
- zal grijnzen
- zullen grijnzen
- zullen grijnzen
- zullen grijnzen
o.v.t.t.
- zou grijnzen
- zou grijnzen
- zou grijnzen
- zouden grijnzen
- zouden grijnzen
- zouden grijnzen
diversen
- grijns!
- grijnst!
- gegrijnsd
- grijnzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grijnzen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sourire | glimlach; glimlachje; lachje; toegrijnzen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
grimacer | grijnzen; grijnzend lachen; grimassen; sneren; vals grijnzen | vals lachen |
rire sardonique | grijnzen; sneren; vals grijnzen | |
sourire | glimlachen; grijnzen | grinniken; proesten |