Dutch
Detailed Translations for homologeren from Dutch to French
homologeren:
-
homologeren
-
homologeren (bekrachtigen; goedkeuren; bevestigen; bezegelen)
confirmer; valider; sceller; ratifier; entériner-
confirmer verb (confirme, confirmes, confirmons, confirmez, confirment, confirmais, confirmait, confirmions, confirmiez, confirmaient, confirmai, confirmas, confirma, confirmâmes, confirmâtes, confirmèrent, confirmerai, confirmeras, confirmera, confirmerons, confirmerez, confirmeront)
-
valider verb (valide, valides, validons, validez, valident, validais, validait, validions, validiez, validaient, validai, validas, valida, validâmes, validâtes, validèrent, validerai, valideras, validera, validerons, validerez, valideront)
-
sceller verb (scelle, scelles, scellons, scellez, scellent, scellais, scellait, scellions, scelliez, scellaient, scellai, scellas, scella, scellâmes, scellâtes, scellèrent, scellerai, scelleras, scellera, scellerons, scellerez, scelleront)
-
ratifier verb (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, ratifient, ratifiais, ratifiait, ratifiions, ratifiiez, ratifiaient, ratifiai, ratifias, ratifia, ratifiâmes, ratifiâtes, ratifièrent, ratifierai, ratifieras, ratifiera, ratifierons, ratifierez, ratifieront)
-
entériner verb (entérine, entérines, entérinons, entérinez, entérinent, entérinais, entérinait, entérinions, entériniez, entérinaient, entérinai, entérinas, entérina, entérinâmes, entérinâtes, entérinèrent, entérinerai, entérineras, entérinera, entérinerons, entérinerez, entérineront)
-
Conjugations for homologeren:
o.t.t.
- homologeer
- homologeert
- homologeert
- homologeren
- homologeren
- homologeren
o.v.t.
- homologeerde
- homologeerde
- homologeerde
- homologeerden
- homologeerden
- homologeerden
v.t.t.
- heb gehomologeerd
- hebt gehomologeerd
- heeft gehomologeerd
- hebben gehomologeerd
- hebben gehomologeerd
- hebben gehomologeerd
v.v.t.
- had gehomologeerd
- had gehomologeerd
- had gehomologeerd
- hadden gehomologeerd
- hadden gehomologeerd
- hadden gehomologeerd
o.t.t.t.
- zal homologeren
- zult homologeren
- zal homologeren
- zullen homologeren
- zullen homologeren
- zullen homologeren
o.v.t.t.
- zou homologeren
- zou homologeren
- zou homologeren
- zouden homologeren
- zouden homologeren
- zouden homologeren
en verder
- is gehomologeerd
- zijn gehomologeerd
diversen
- homologeer!
- homologeert!
- gehomologeerd
- homologerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze