Noun | Related Translations | Other Translations |
isolement
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
afgezonderdheid; eenzaam gevoel; eenzaamheid; filtering; isolatie; isolement; schifting; verlatenheid
|
retraite
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
AOW; aftocht; hoek; kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; onttrekken; onttrekking; ouderdomspensioen; ouderdomsrente; reinheid; retraite; retraitehuis; schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; teruggetrokkenheid; terugrit; terugtocht; toevlucht; toevluchtsoord; vrijplaats; wijkplaats; zedigheid
|
réclusion
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
beperkte mate van vrijheid; detentie; filtering; gevangen zetten; gevangenisstraf; gevangenschap; hechtenis; opgesloten zijn; opsluiting; schifting; tuchthuisstraf; vrijheidsbeperking
|
séparation
|
afscheiding; afzondering; isolering
|
afscheiding; beschot; filtering; hek; hekwerk; scheiding; schifting; schot; segregatie; splitten; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenschot; uiteengaan; verbreking; wondvocht
|