Dutch
Detailed Translations for kleinerend from Dutch to French
kleinerend:
-
kleinerend (uit de hoogte; minachtend; trots; hooghartig; neerbuigend; laatdunkend; geringschattend)
avec condescence; hautain; suffisant; supérieur; arrogant; dédaigneux; de haut; condescent; avec arrogance-
avec condescence adj
-
hautain adj
-
suffisant adj
-
supérieur adj
-
arrogant adj
-
dédaigneux adj
-
de haut adj
-
condescent adj
-
avec arrogance adj
-
-
kleinerend (vernederend)
humiliant; dénigrant; honteux; honteusement-
humiliant adj
-
dénigrant adj
-
honteux adj
-
honteusement adj
-
Translation Matrix for kleinerend:
Wiktionary Translations for kleinerend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kleinerend | → péjoratif | ↔ pejorative — disparaging, belittling or derogatory |
kleinerend form of kleineren:
-
kleineren (denigreren)
abaisser; dénigrer; déprécier; humilier; rabaisser-
abaisser verb (abaisse, abaisses, abaissons, abaissez, abaissent, abaissais, abaissait, abaissions, abaissiez, abaissaient, abaissai, abaissas, abaissa, abaissâmes, abaissâtes, abaissèrent, abaisserai, abaisseras, abaissera, abaisserons, abaisserez, abaisseront)
-
dénigrer verb (dénigre, dénigres, dénigrons, dénigrez, dénigrent, dénigrais, dénigrait, dénigrions, dénigriez, dénigraient, dénigrai, dénigras, dénigra, dénigrâmes, dénigrâtes, dénigrèrent, dénigrerai, dénigreras, dénigrera, dénigrerons, dénigrerez, dénigreront)
-
déprécier verb (déprécie, déprécies, déprécions, dépréciez, déprécient, dépréciais, dépréciait, dépréciions, dépréciiez, dépréciaient, dépréciai, déprécias, déprécia, dépréciâmes, dépréciâtes, déprécièrent, déprécierai, déprécieras, dépréciera, déprécierons, déprécierez, déprécieront)
-
humilier verb (humilie, humilies, humilions, humiliez, humilient, humiliais, humiliait, humiliions, humiliiez, humiliaient, humiliai, humilias, humilia, humiliâmes, humiliâtes, humilièrent, humilierai, humilieras, humiliera, humilierons, humilierez, humilieront)
-
rabaisser verb (rabaisse, rabaisses, rabaissons, rabaissez, rabaissent, rabaissais, rabaissait, rabaissions, rabaissiez, rabaissaient, rabaissai, rabaissas, rabaissa, rabaissâmes, rabaissâtes, rabaissèrent, rabaisserai, rabaisseras, rabaissera, rabaisserons, rabaisserez, rabaisseront)
-
Conjugations for kleineren:
o.t.t.
- kleineer
- kleineert
- kleineert
- kleineren
- kleineren
- kleineren
o.v.t.
- kleineerde
- kleineerde
- kleineerde
- kleineerden
- kleineerden
- kleineerden
v.t.t.
- heb gekleineerd
- hebt gekleineerd
- heeft gekleineerd
- hebben gekleineerd
- hebben gekleineerd
- hebben gekleineerd
v.v.t.
- had gekleineerd
- had gekleineerd
- had gekleineerd
- hadden gekleineerd
- hadden gekleineerd
- hadden gekleineerd
o.t.t.t.
- zal kleineren
- zult kleineren
- zal kleineren
- zullen kleineren
- zullen kleineren
- zullen kleineren
o.v.t.t.
- zou kleineren
- zou kleineren
- zou kleineren
- zouden kleineren
- zouden kleineren
- zouden kleineren
en verder
- ben geklieneerd
- bent gekleineerd
- is gekleineerd
- zijn gekleineerd
- zijn gekleineerd
- zijn gekleineerd
diversen
- kleineer!
- kleineert!
- gekleineerd
- kleinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kleineren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
abaisser | wegzakken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abaisser | denigreren; kleineren | afbreken; breken; erafhalen; fel bekritiseren; neerbrengen; neerhalen; niveau verlagen; omlaagbrengen; omlaaghalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen |
dénigrer | denigreren; kleineren | geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten |
déprécier | denigreren; kleineren | geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten |
humilier | denigreren; kleineren | geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten; verdeemoedigen; vernederen |
rabaisser | denigreren; kleineren | afbreken; breken; fel bekritiseren; kleiner maken; neerhalen; omlaaghalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen; verkleinen |
Wiktionary Translations for kleineren:
kleineren
Cross Translation:
verb
-
Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur.
- abaisser → in discrediet brengen; herleiden; inkrimpen; reduceren; vereenvoudigen; zetten; ruïneren; te gronde richten; ten val brengen; verderven; aflaten; laten zakken; neerhalen; inkorten; verminderen; kleineren; afbreken; afgeven op; afkammen; trekken; een streep trekken; neerlaten; strijken; vellen; afdraaien; verlagen; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen
-
Rabaisser moralement
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kleineren | → déprécier | ↔ belittle — to knowingly say that something is smaller or less important than it actually is |
• kleineren | → dénigrer; médire | ↔ denigrate — to criticise so as to besmirch |
• kleineren | → dénigrer; rabaisser; déprécier | ↔ denigrate — to treat as worthless |